IN MEMORIAM - evang. Teun v/d Weijden (1947-20

Afgelopen zondagavond is - voor velen toch wel onverwacht - overleden evangelist Teun van der Weijden. Teun was de laatste maanden erg moe en er bleek zich in zijn lichaam een bacterie te verschuilen; verschillende lichaamsdelen functioneerden hierdoor niet of nauwelijks meer. Uiteindelijk is hij door al deze complicaties gestorven en Thuisgehaald. Teun was een bevlogen en bewogen broeder. Overal kwam je hem tegen. Op de Mars voor het Leven, bij bidstonden en conferenties, in kerkdiensten, enz. De kerkelijke verdeeldheid ging hem ontzagwekkend aan het hart. Telkens weer riep hij Gods Gemeente op tot "eenheid' en "verootmoediging". Hij beschouwde de "kerkelijke verdeeldheid" en "onderlinge liefdeloosheid" als de grootste obstakels voor herleving. Broeder Teun had veel vrienden, onder bevindelijk gereformeerde en evangelische predikanten, onder reformatorischen en evangelischen. Sommige christenen begrepen hem niet en konden hem moeilijk in een hokje plaatsen. "Teun is te activistisch", zeiden ze. Ik heb dat wel gewaardeerd in deze oudere broeder. Van mij mogen er wel eens meer oudere christenen opstaan en Gods Woord proclameren en de 'heilige huisjes' onder kritiek stellen. Het afgelopen jaar (18 mei 2015) had Teun nog zo'n "spontane actie". Hij had tientallen 'geestelijke leiders' gebeld en benaderd. De discussie (en artikels) in het RD over de doop en het ontstaan van de zgn. refo-baptisten waren voor hem de aanleiding om dit te organiseren. Hij kreeg het uiteindelijk voor elkaar om circa twintig kerkelijke leiders, dominees en professoren bij elkaar te brengen rondom de thematiek van de doop. Twintig leiders, met verschillende visies op de (water)doop. Teun verlangde ernaar dat deze broeders (die zo verschillend dachten over de doop) in de eerste plaats naar elkaar zouden luisteren, vervolgens elkaar zouden begrijpen, maar dan vooral elkaar - in liefde - zouden verdragen. Hij wilde een vredestichter zijn tussen deze twee groepen. Hij wilde bruggen bouwen in refo-gelisch Nederland. Na deze 'actie' heeft Teun nog wel gepreekt, maar in het openbaar was dit toch wel één van zijn laatste "activiteiten". Deze laatste 'actie' karakteriseerde broeder Teun. Dat was typisch die bewogen evangelist: broeders in Christus - met verschillende meningen - in gesprek brengen met elkaar! Het Lichaam van Christus mag niet verdeeld zijn (Joh. 17:21). Één ding heb ik nog niet genoemd: Teun had ook een grote liefde voor Israël. Vanuit overtuiging hield hij zelf ook de sabbat, zonder deze ooit aan anderen op te leggen. Dat sierde Teun. Hij waardeerde tevens de zondag, dan ging hij preken in 'vrije groepen' in het land. Hij was duidelijk in zijn opvattingen, hij proclameerde deze elke keer weer. Soms irriteerde mensen dat.... Toch verwachtte hij het van God. Vele bidstonden heeft hij bijgewoond. Hiervoor heeft hij duizenden kilometers door ons land afgelegd. Soms was Teun ook wel eens moedeloos, vooral vanwege al het gekibbel en geketter tussen christenen onderling. Maar na een bidstond of gezamenlijke 'dag van verootmoediging' was hij vaak weer opgewekt, dan had hij weer hoop. Dan zei hij: "Arjan, dit is de weg waarin God wil werken...samen op de knieën, samen bidden, samen ons verootmoedigen". Teun had ondanks de moedeloosheid nochtans hoop, want God is de God van de hoop. Hij verbond deze hoop op opwekking wel altijd met Gods verbondsvolk Israël. Hij zei dan: "Arjan, ik weet dat jullie uitzien naar opwekking, maar er komt geen opwekking zonder Israël". En met deze gevleugelde uitspraak wil ik dit IN MEMORIAM afsluiten. Laten we de waarschuwingen voor "onderlinge liefdeloosheid" allemaal ter harte nemen. Laten we met elkaar blijven bidden om een door God gewerkte opwekking en herleving in Europa, in Israël, ja wereldwijd! En dat in de weg van verootmoediging, schuld belijden en bekering. Namens Stichting Heart Cry, evangelist Arjan Baan
Nieuwsberichten

Soms komt Heart Cry in het nieuws zonder dat we hiervan op de hoogte zijn. Mail ons gerust als je iets tegenkomt. Mail het naar info@heartcry.nl.

286