Vrolijk kerstfeest
De witte sneeuwvlokken dwarrelen vrolijk naar beneden en betoveren het landschap in een witte sprookjeswereld. De zachte sneeuw blijft als een warme mantel op de takken van de bomen
liggen, terwijl de koude wind ongenadig door de straten jaagt. Ik trek mijn muts nog eens stevig over mijn oren en blaas mijn handen warm met mijn eigen adem. Het is koud buiten.
De sneeuw kraakt onder mijn voeten, terwijl ik door de witte straten loop. Vrolijk stralen alle lampjes en lichtjes mij tegemoet. Gezellige verlichting in de bomen, brandende kaarsjes in de ramen met hier en daar een adventsster. Een mooi versiert huis trekt mijn aandacht en voorzichtig gluur ik naar binnen. Vrolijke gezichten zitten rondom de welgevulde tafel, netjes gedekt met kaarsjes en al. Onder de kerstboom ligt een hele stapel cadeautjes. Klaar om open gemaakt te worden.
Vrolijk kerstfeest.
Snel glip ik naar binnen en schuif aan in de laatste rij. Wat onwennig kijk ik in het rond naar al die vreemde gezichten, terwijl het krakende orgel zwaar de eerste tonen van 'Stille nacht' door de kille kerk laat klinken.
Voor in de kerk worden er wat kaarsjes aangestoken waar na de zware stem van de dominee het van het krakende orgel overneemt. Vrede op aarde, voor de mensen een welbehagen!
Ongeduldig kijkt de man naast mij op zijn horloge. Met een diepe zucht kijkt hij de kerk nog eens rond. Zich duidelijk afvragend wat hij hier eigenlijk doet.
Vrolijk kerstfeest.
Met pijn op haar gezicht staart ze naar buiten. De sneeuw onbelopen op haar erf. Ze neemt nog maar een slokje van haar kopje thee, terwijl er een eenzame traan over haar wang naar
beneden glijdt.
Vrolijk kerstfeest.
Heb ik het werkelijk goed gezien. Nogmaals kijk ik, dit maal scherper. Ik zie nog net twee paar blote voetjes verdwijnen, terwijl de deksel van de put dicht valt.
Langzaam loop ik in de richting van de put, de afdruk van de blote voetjes in de sneeuw volgend. De ijzeren deksel is zwaar wanneer ik hem van de put omhoog til. Ik laat me naar beneden zakken.
Een muffe lucht slaat me op de keel en de stank is bijna ondraaglijk. Het duurt even voordat mijn ogen aan het donker gewend zijn. In het duister zie ik vaag een hoopje in een hoek liggen. Wanneer ik dichterbij kom blijkt het een hoopje opgestapelde kindertjes te zijn. Zich aan elkaar warmend tegen de kou. Moeizaam verdeeld de oudste een homp brood, wat hij net ergens eerlijk gevonden heeft.
Vrolijk kerstfeest.
Paniek in zijn ogen. Daar komen ze aan. Ze komen er aan.
Hij weet niet hoe snel hij weg moet komen, hoe snel hij weg moet vluchten.
De zware zwarte laarzen van de soldaten stampen het dorp binnen, grimmig hun gezichten, hard hun ogen.
Hun doel is duidelijk. Efficiënt doen ze hun werk, een ravage achterlatend.
Na uren komt hij angstig uit zijn schuilplaats te voorschijn. Trillend op zijn benen. Wanhopig kijkt hij in het rond, tranen vullen zijn ogen. In paniek slaakt hij een angstige kreet wanneer zijn ogen vallen op het levenloze lichaam van zijn vader dat in de deuropening hangt. Zijn moeder ligt in een hoek gesmeten, midden in een plas met bloed, haar ogen wijd opengesperd. Het dode lichaam van zijn broertje in haar levenloze armen.
Vrolijk kerstfeest.
De zon brandt ongenadig op hun hoofden. Het zweet druipt van hun gezichten, terwijl de vele vliegen ongestoord hun weg bewandelen over hun hongerige lichamen.
Een groepje kinderen hangen uitgeteld bij elkaar, ik kan hun ribben tellen en de levenloosheid in hun ogen treft mij diep.
Met een wanhopige blik laat een vader zijn ogen over zijn kinderen glijden. De pijn staat op zijn gezicht te lezen wanneer hij terug denkt aan zijn twee jongste dochtertjes die hij net de week ervoor verloren heeft aan de hongerdood. Hoeveel van zijn kinderen zouden er nog volgen?
Vrolijk kerstfeest.
De zware zwarte laarzen treffen haar opnieuw in haar onderbuik. Ze hapt naar adem. Een ferme klap doet haar onderlip opzwellen. met kracht wordt ze in een hoek gesmeten. Ze krimpt in elkaar, zichzelf beschermend tegen de zware zwarte laarzen. Veracht je Jezus, ontken Hem", klinken de scherpe woorden van de gevangenisbewaarders. De haat is in hun ogen te lezen.
Moeizaam heft ze haar zere hoofd op, haar ogen stralen. "Jezus is mijn Heer’." Haar stem klinkt helder en duidelijk in de holle cel.
Overweldigd door boosheid en haat grijpt 1 van de bewakers zijn pistool en zet het tegen haar hoofd. Zijn vinger op de trekker.
"Veracht je Jezus!" Zijn stem trilt en slaat vervolgens over van boosheid. Liefdevol kijkt ze hem aan en met passie in haar stem zegt ze opnieuw:"Jezus is mijn Heer’ en mijn Redder."
Er klinkt 1 helder en duidelijk schot in de holle cel en met een doffe klap valt ze levenloos op de grond.
Vrolijk kerstfeest.
"Sorry, er is geen plaats voor jullie, het spijt mij", zegt de iets wat onvriendelijke herbergier en met een klap gooit hij de deur voor hun neus dicht.
Moedeloos staren ze naar de dichte deur, niet wetende waar ze het verder moeten zoeken. Was er na zo'n lange reis dan echt nergens plek voor hen. Bezorgd laat de man zijn blik over zijn vermoeide hoogzwangere vrouw glijden. Opnieuw tilt hij haar op de kleine ezel die haar de hele weg al zo trouw gedragen heeft.
Moeizaam zetten ze hun zoektocht voort, totdat ze ten einde raad hun toevlucht zoeken in een kleine stal, net aan de rand van het stadje.
Uitgeput laten ze zich in het zachte hooi zakken, warmte zoekend bij elkaar.
Het wordt alleen niet die rustige nacht waar ze zo op gehoopt
hadden.
In het midden van de nacht wordt de stilte verbroken door het huilen van een pasgeboren baby. Een langverwachte baby. De langverwachte baby.
De Heere en Redder.
Gezegend Kerstfeest!