God werd mens

God werd mens

Dat Jezus Christus het Lam van God is blijkt al uit de manier waarop Hij ter wereld kwam: in een smerige, ruige schaapskooi even buiten Bethlehem. De betekenis hiervan drong pas goed tot me door toen ik eens in de buurt van een afgelegen dorpje was, diep in de woestijn van Pakistan. Het was plotseling vreselijk gaan onweren, bliksemen en stormen. Ik zocht beschutting in het eerste onderkomen dat ik tegenkwam: een krot met wanden van takken en modder. Een oude man met een witte baard wenkte me naar binnen. Ik moest me diep bukken om door de kleine ingang in zijn duistere verblijfplaats te komen. Het was er zo donker, dat het me enkele minuten kostte eer ik kon zien waar ik me bevond. Er hing een dikke rook, afkomstig van een vuurplaats bestaande uit drie stenen die als kookplaat dienden, met daartussen mest die verbrand werd. De hut was vergeven van een doordringende stank, afkomstig van de uitwerpselen van schapen en andere beesten, waarmee de man deze eenkamerwoning deelde. In een hoek dichtbij het vuur zat iemand gebukt, een broodmager tienermeisje, waarschijnlijk de dochter van de man. Er lag een onheilspellende blik in haar grote, donkere ogen, terwijl ze met haar dunne armen een tengere baby omklemde en die aan haar borst hield. Ze was slechts gekleed in een versleten katoenen mantel, die onder de modder zat. Ze wiegde de baby heen en weer. Ik kende geen Pakistaans. Het enige wat ik kon doen was stil bij het vuur zitten, terwijl de storm op de modderwanden beukte. Door het gammele dak sijpelde steeds meer regenwater naar binnen. Terwijl ik in deze ellendige omgeving zat, tussen de mest van schapen, geiten en andere dieren, te midden van de onthutsende armoede van deze arme boer, sprak de Geest van God tot mij in niet mis te verstane bewoordingen: ˜Op deze manier ben Ik onder de mensen gekomen!” Deze openbaring maakte op mij meer indruk dan de donderslagen en de stormwind buiten. ˜O God, wat bent U diep gegaan, wat hebt U Zich veel ontzegd, dat U in de grootste smerigheid van ons bestaan bent gekomen om ons van onze wanhoop te verlossen. Al onze mooie kerstconcerten, onze prachtige kerstkaarten, onze feestelijk versierde kerstbomen, onze uitbundige kerstmaaltijden en onze geschenken vloeken met de werkelijke omstandigheden waaronder Christus in de wereld kwam. Sinds die belevenis twintig jaar geleden, in de nederige hut van de schaapherder, dat tienermoedertje en haar zuigeling, heeft het kerstfeest voor mij een totaal andere betekenis gekregen.

Uit: Waar is het Lam? Phillip Keller

273