Jezus die mijn ziel bemint

Jezus die mijn ziel bemint

De bekende predikant Wesley stond eens voor zijn open raam naar buiten te kijken. Hij had het op dat moment geestelijk moeilijk. Er waren veel vragen in zijn leven.

Terwijl hij daarover dacht, werd zijn aandacht plotseling getrokken door een angstig tjilpend zangvogeltje, dat achtervolgd werd door een havik. Die havik vloog steeds boven zijn prooi en liet zich dan pijlsnel op hem vallen, maar telkens wist het vogeltje behendig uit te wijken. De roofvogel liet echter zijn prooi niet los, temeer omdat het zangvogeltje vermoeid leek te raken. Radeloos keek het uit naar een schuilplaats en … vluchtte plotseling het open raam in en verborg zich onder de jas van de verbaasde Wesley. De oogjes van het vogeltje keken angstig, de vleugels trilden nog, maar het kwam langzaam tot rust, het was veilig aan het hart van zijn redder. Spoedig was de havik verdwenen en kon het kleine zangvogeltje weer zijn nest opzoeken om zijn lied te zingen.

Dit voorval zette Wesley aan het denken, juist nu hij het zo moeilijk had, nu hij strijd kende en veel vragen hem van binnen beklemden. Hij vond geen echte vreugde meer in het lezen in de Bijbel en in het bidden tot God. Binnen in hem was het dor en donker. Door dit vogeltje zag hij opeens de uitweg. Het bange dier was gered door de enige toevlucht die overbleef. Het had zijn toevlucht genomen tot iemand die sterker was dan de havik.

En zo vroeg deze prediker zich af: Had hijzelf dan geen Toevlucht? Iemand die sterker was dan hijzelf? Kon hij dan niet schuilen bij de almachtige God? Was er geen uitweg in Jezus Christus? Zou hij zich niet toevertrouwen aan Hem en de heerlijke relatie met God beleven? Deze dag werd een keerpunt in zijn leven. Hij ervoer weer opnieuw de relatie tot de HEERE God. Hij dankte zijn HEERE voor dit voorval en hij dichtte het lied:

Jezus, die mijn ziel bemint, 's Levens stormen loeien, Heer! O, beveilig mij, Uw kind, Leg mij aan Uw boezem neer. Als de golven woedend slaan, Tegen rotsen op en neer, Laat mij aan Uw zij dan staan, Tot de storm voorbij is, Heer.

Volheid van genade, Heer, Woont steeds in uw priesterhart. Stort de stroom des levens neer In mijn ziel, neem weg mijn smart. Gij zijt 's levens Heilfontein, Gij geeft zondaars zaligheid; Was mij, Heer, en houd mij rein, Nu en tot in eeuwigheid.

273