Sneeuwstorm

Sneeuwstorm

Er woedt een zware sneeuwstorm. Het is geen weer om buiten te zijn. Toch lopen er twee mensen. Ze hangen helemaal voorover tegen de storm in en komen moeizaam vooruit. De sneeuw striemt hen in het gezicht. Het is bitterkoud, zo koud dat ze zichzelf bijna niet warm kunnen houden.

Het is een moeilijke tocht, maar ze kunnen niet even uitrusten, want dat zou gevaarlijk zijn; ze zouden door de koude overmeesterd kunnen worden. Plotseling ziet meneer 'A' iemand in de berm liggen. Hij stoot zijn makker aan en zegt: "We moeten die man helpen."

"Och, hij zal wel doodgevroren zijn; laten we maar snel verdergaan. We hebben al moeite genoeg om zelf tegen de storm in te gaan", zegt meneer 'B'. Maar meneer 'A' is al bij de man neergeknield en voelt of er nog leven in de man zit. En ja, het hart klopt nog, maar hij is bewusteloos en erg koud. Hier moet hulp geboden worden; je kunt die man toch zomaar niet aan zijn lot overlaten.

Meneer 'A' vraagt aan meneer 'B' om hem een handje te helpen. Maar het had meneer 'B' al te lang geduurd. "Kom nou toch snel mee voor we zelf doodvriezen. Hoe eerder we binnen zijn hoe beter het is. Als we die man ook nog mee moeten sjouwen, gaan we er alledrie aan."

Maar meneer 'A' wil daar niet van weten. "Ik help deze man, hoe moeilijk het ook is. Laten we het met zijn tweeën doen, dan gaat het gemakkelijker." Maar meneer B liep al door en zei: "Als je die man zo nodig moet helpen, moet jij dat weten, maar ik ga door. Ik heb geen zin om mijn eigen leven erdoor in de waagschaal te stellen. Succes ermee."

Meneer 'A' laat zich niet ontmoedigen. Hij neemt de man in zijn armen; het is een zware vracht, maar het lukt hem en hij gaat op weg. Meneer 'B' is al lang uit het zicht verdwenen. Het is zo'n zware inspanning voor meneer 'A' dat hij het er warm van krijgt. Moeizaam baant hij zich een weg door de sneeuw.

Na verloop van tijd valt zijn oog op iets donkers langs de weg. Als hij dichterbij komt, ziet hij dat het een mens is die voorover in de sneeuw ligt. 'Nog een slachtoffer', denkt meneer 'A'. Hij laat de man die hij draagt even gedeeltelijk in de sneeuw zakken en ondersteunt hem zodat hij maar met een klein gedeelte in aanraking komt met de sneeuw en buigt zich over het slachtoffer. Als hij hem half optilt, ziet hij tot zijn grote schrik dat het meneer 'B' blijkt te zijn. Hij is doodgevroren. Hier is geen hulp meer te bieden. Meneer 'A' gaat verder met de zware last in zijn armen. Eindelijk komt hij aan op de plaats waar hij moet zijn. Door de zware inspanning bleef meneer 'A' warm en die warmte straalde door naar de man die hij droeg. Ze bleven beide in leven...

273