Bijna een christen

Bijna een christen

Het kan zijn dat de HEERE je vanavond in je geweten overtuigd dat je nog steeds onverzoend op weg bent naar de eeuwigheid.

Het gevaar is echter groot dat die indruk morgen langzaam aan weer wegebt. Dan zal het zijn: bijna een christen, maar toch verloren. Niet verre van het Koninkrijk Gods, maar nog steeds in het rijk van de duivel. Laat zulk een dwang voor u niet nodig wezen, want:

 

Er is niets onredelijker en gevaarlijker dan slechts bijna een christen te zijn.

Sommigen worden onder de prediking van het Woord bewogen, zodat ze bijna overgehaald worden om christenen te zijn. Zo ook met Agrippa in Handelingen 26. Hij zat onder het uitverkoren werktuig van God om zielen te winnen, nl. de prediking van het Woord en daaronder werd zijn ziel tot in haar diepste diepte geroerd. Zo is het met velen. Als zij de bekering van anderen horen vertellen; als zij vernemen hoe dringend bekering ook voor hen nodig is. Als het hun in de oren klinkt dat Christus een volkomen Zaligmaker is, Die allen zaligen wil die tot Hem komen. Als zij de ernst zien waarmee de dominee dat op hun gewetens poogt te drukken, dan gevoelen ze zich bijna overgehaald.

 

Uitstel mogelijk!?

‘Ja, echt, het is zo, zeggen zij, dat ik bekeerd moet worden of verloren gaan! Ja, ja, het is zo, zeggen zij, dat zij gelukkig zijn, die gebracht zijn geworden tot de vergeving van zonden! Ik wenste dat het met mij het geval was.

Maar nu alles te laten varen? Nu mijn vrienden en allerlei verlangens vaarwel te zeggen? Nee, nog niet! Dat kan immers op een andere tijd even goed gebeuren. ’Gij haalt mij bijna over om een christen te worden.’

Zo was het ook met Agrippa en zo is het met 1000-en. Is het zo ook met u? O, hoe uiterst dwaas bent u!

Bedenk, dat het gebeuren kan dat u nooit meer een preek hoort. Deze nacht kunt u sterven. ‘Gij dwaas, hedennacht nog kan uw ziel van u geëist worden.’ Bent u bewogen om de toekomende toorn te ontvlieden? Ontvlied heden! Bent u geroerd door de gedachte aan Christus? O, kom tot Hem! Misschien wordt de zaligheid in Zijn bloed en in Zijn gemeente u nooit meer aangeboden. Als u het Woord opnieuw hoort, zult u meer dan waarschijnlijk minder geroerd zijn.

 

Steeds harder!

Als ijzer vaak gloeiend gemaakt wordt, wordt het steeds harder. Als de heelmeester veel wonden en pijnen ziet, is hij eerst bewogen, maar als snel went hij daaraan. Zo kunt u eerst ontroerd zijn, als u van Christus en Zijn liefde hoort, maar al snel zal het u, als bij u nu niet bekeert, koel laten. O, als zich iemand van u in het geweten voelt gegrepen, stel u dan toch niet tevreden met te zeggen: ‘Gij beweegt mij bijna een christen te worden!’ De duivel verzoekt u tot dat te zeggen, opdat u blijft die u bent. Als u de minste behoefte gevoelt aan bekering, ga dan tot Christus, maar dadelijk!

Wat zijn bijna-christenen?

Sommigen van u, die waarlijk bekeerd zijn, zullen zich enigen herinneren, die eens hebben gehuild en gebeden met u, die met u spraken over de zaligheid en Christus en die tot de wereld zijn teruggekeerd. Ze waren bijna, maar niet geheel overgehaald om christenen te worden.

 

O, wat is het gelukkig als vrienden vrienden tot Christus leiden! Maar, ach, hoe vaak sluipen zij weg voordat zij komen tot Hem!

 

Sommigen van u weten, dat dit het geval is met uw eigen ziel. Ziet dan hoe dwaas het is slechts bijna een christen te zijn. Uw vrienden zijn in Christus, u bent buiten Hem. Wat zult u op Zijn dag gevoelen, als u uw vrienden ziet gekroond met heerlijkheid aan Christus’ rechterhand en u met de duivelen staan zult aan Zijn linkerhand. U zult zeggen: ‘Ik ging zo ver met hen; bijna was ik een hunner, maar ik keerde terug.’ O, de treurigste plaats in de buitenste duisternis moet voor de bijna-christenen zijn!

 

Sommigen worden bewogen het verderf (de hel) te ontvlieden en zijn nochtans slechts bijna-christenen. Sommigen personen worden waarlijk door Gods Geest wakker geschud, om de toekomende toorn te ontvlieden. Zij geven hun oude genoegens en oude zondige paden op, zij leven in angst en bekommering; maar toch willen ze niet tot Christus komen en het ware leven hebben. Ze zijn bijna, maar niet geheel overgehaald om christenen te zijn. Dat heeft veel oorzaken.

 

  • Soms komt dat uit hoogmoed. Zij sidderen voor de hel, maar denken haar door enig middel uit zichzelf te ontvlieden; door tranen, gebeden of zelfverbetering.

‘Zij zullen gaan in de spelonken der rotsstenen en in de holen der aarde, vanwege de schrik des Heeren en vanwege de heerlijkheid van Zijn majesteit, wanneer Hij Zich opmaken zal om de aarde te verschrikken (Jes. 2:9).

Zij willen niet tot Jezus Christus komen en Hem tot hun licht en zaligheid aannemen. O, hoe treurig, bijna christenen te zijn, maar teruggehouden te worden door een zielsverwoestende trots!

  • Soms komt het uit vijandschap tegen God. Christus is de Verlosser door God geschonken. De weg tot Godsverering is tot Christus te gaan. Sommigen ontwaakte zielen koesteren zoveel vijandschap tegen God, dat zij Hem niet willen vereren door in Jezus Christus te geloven. O, hoe dwaas om te strijden tegen God en tegen uw eigen ziel! Hoe dwaas om slechts bijna een christen te zijn!
  • Soms komt het uit verkeerde denkbeelden aangaande God. Sommigen bekommerde zielen wantrouwen God. Zij durven niet geloven, dat Hij Zulk een peilloze diepte van medelijden hebben zou om hun een Verlosser te schenken. ‘Nee, voor mij kan het niet zijn, voor andere zondaren mag dat wezen, maar voor mij niet!’

En zo willen zij niet tot Christus komen. O, hoe dwaas, niet te willen geloven wat God van Zichzelf en Zijn Zoon heeft gezegd!

 

Ondanks alles!

Zulke mensen zijn bijna een christen. Ziet hier de dwaasheid van het bijna een christen zijn. Al uw bekommernis om de hel te ontvlieden zal u geen goed doen als gij slechts bijna een christen bent. U hebt veel gebeefd, geweend en gebeden voor uw arme ziel. En toch, als u niet tot Christus gebracht bent, is het alles tevergeefs.

Als u worstelend om het leven, al uw krachten inspant om de jagende golven te ontkomen, dicht aan het strand, in het bereik van een rots; en u dan de hand niet uitstrekt om de rots te grijpen, dan verdrinkt u toch en al uw vroegere moeite en inspanning is tevergeefs.

 

Een mens kan bij een rots even goed verdrinken als midden in de zee. Zo kunt u, na al uw angsten, kerk-gaan, bidden, tranen verloren gaan waar u bent, even zeker als zij die zich over het heil van hun ziel nog nooit hebben bekommerd.

Het is geheel tevergeefs naar de ark te vluchten, als u er niet ingaat. Al grijpt een mens zich aan de ark vast, toch kan hij verdrinken. U moet er in opgenomen zijn!

 

De diepste plaats in hel is voor bijna-christenen

Sommigen bijna-christenen treden Christus onder de voet. Men neemt Hem als het ware in de handen (zoals een parel), onderzoekt Zijn waarde en nochtans acht men Hem gering. O, uw zonde is veel groter in dat geringschatten van Christus, dan al wat u ooit tevoren hebt misdreven.

De diepste plaats in de hel zal voor de bijna-christenen zijn. Het is strikt rechtvaardig als het zo is. Hoe meer zonder, hoe groter de schuld, hoe dieper de hel; en wie heeft groter zonde dan de ziel die de Christus het meest nabij komt en toch niet is ingenomen met Zijn schoonheid en toch niet wordt aangetrokken door Zijn lieflijkheid?

 

Uit de aard der zaak, moet de hel voor bijna-christenen vreselijker zijn dan voor anderen. Bijna zalig en toch verloren! Niet ver van het koninkrijk Gods en toch in het rijk des toorns! O, dat zal een pijnigende gedachte zijn tot in eeuwigheid toe!

‘Eens was is dichtbij Christus!’ zal dan in de hel menigeen zeggen. Als daar een angstkreet nog gillender en hartverscheurender is dan al de andere, zal het de ontzettende gil zijn van hem die bijna, maar niet geheel een christen was! Hoe hoger u een steen in de lucht werpt, des te dieper valt hij in de zee; hoe dichterbij Christus en de hemel, hoe dieper in de hel!

 

Stel u dan toch niet tevreden met half werk! Wees toch niet achteloos in het zoeken naar gerechtigheid! Daar is hoop voor een ieder van u. Ik wenste wel van God, dat niet alleen u, maar allen die mij op dit moment horen, niet bijna, maar geheel waren zoals Paulus was, uitgenomen zijn banden.

 

Overgenomen uit: ‘Christus ons alles’ van R.M. MacCheyne

241