Een brief aan luie en zorgloze jongeren

Een brief aan luie en zorgloze jongeren

Vrienden, Wat zal ik zeggen? De tijd snelt voort en zult u dan lui zijn? Een groot stuk van uw leven is al voorbij en zult u dan lui zijn? Uw zielen zijn meer waard dan duizenden werelden en zult u dan lui zijn? De dag van uw dood en van het oordeel staat voor de deur en zult u dan lui zijn? De vervloeking door God hangt u boven het hoofd en zult u dan lui zijn? Bovendien zijn de duivelen ijverig bezig, ze proberen u op alle mogelijke manieren, door elke zonde uit de hemel en uw zaligheid te verhinderen. Zult u dan lui zijn? Ook uw buren zijn vol toewijding bezig met de dingen die zullen vergaan. Zult u dan lui zijn inzake de dingen die eeuwig blijven? Zou u om uw luiheid verdoemd willen worden? Zou u willen dat Gods engelen verzuimen uw zielen af te halen om ze naar de hemel te brengen als u op uw sterfbed ligt, terwijl de duivelen al klaar staan om naar ze te graaien? Was Christus lui om uw verlossing te bewerkstelligen? Zijn de dienaren van Hem lui in het aanbieden ervan? Luiaard, slaapt u nog steeds? Hebt u besloten om de slaap des doods te slapen? Zullen noch berichten uit de hemel noch berichten uit de hel u doen ontwaken? O, als ik toch iemand was die heel goed kon beklagen en een hart had, dat alleen maar met medelijden ten opzichte van u vervuld was, hoe zou ik u beklagen! Hoe zou ik over u treuren! O, kon ik met Jeremia mijn ogen maar met rivieren van water voor u laten overvloeien! Arme ziel, verloren ziel, stervende ziel, wat heb ik toch een hard hart, dat ik over u niet kan treuren! Als u slechts een arm of een been zou verliezen, of een kind of een vriend, dan zou het niet erg zijn, maar arme man, het is uw ziel! Als het er om ging slechts een dag of een jaar, ja zelfs tienduizend jaar in de hel te liggen, dan zou dat vergelijkenderwijs niets betekenen. Maar o, het is voor eeuwig! O, dat aangrijpende EEUWIG! Hoe zielsverbijsterend zal het woord klinken: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het EEUWIGE vuur! enz.  Ja, maar als ik nu zou beginnen te rennen, zoals u wilt dat ik doe, dan moet ik wegrennen van al mijn vrienden, want geen van hen rent er op die manier. Als u het toch doet, dan zult u heensnellen naar de boezem van Christus en van God en dat zal u toch geen nadeel opleveren?  Ja, maar als ik op die manier ren, dan moet ik al mijn zonden achterlaten. Inderdaad, maar als u het niet doet, dan zult u in het vuur van de hel rennen.  Ja, maar het is nog vroeg genoeg, als ik over een paar jaar hiermee begin? Heeft u een contract gesloten, wat uw levensduur betreft? Heeft God u ooit gezegd, dat u nog een half jaar of nog twee maanden langer zult leven? Nee, toch, misschien leeft u niet eens zo lang. En zult u daarom zo dwaas en onverstandig zijn om uw ziel op het spel te zetten voor een korte, onzekere tijdsduur? Weet u of het heden der genade nog een week langer zal duren of niet? Voor sommigen is de genadetijd immers al voorbij eer er een einde aan hun leven is gekomen. Als dat met u het geval zou zijn, zou u dan niet zeggen: o, was ik maar met de wedloop begonnen voor dat genadetijd voorbij was en de poorten van de hemel voor mij gesloten werden? Sta op, mens, wees niet langer lui; zet uw voet en uw hart, ja alles op de weg naar God en ren! Aan het eind van de renbaan is er de kroon. Daar staat ook de liefdevolle Voorloper, namelijk Jezus, Die er in de hemel voor heeft gezorgd, dat uw ziel er welkom is. Zijn hart is gewilliger u te verwelkomen dan u ooit van Hem kunt verlangen. O, stel daarom niet langer uit, maar breng de woorden in praktijk, die de mannen van Dan tot hun broeders spraken, nadat ze de voortreffelijkheid van het land Kanaan hadden gezien. Maakt u op, zeiden zij, want wij hebben dat land bezien, en ziet, het is zeer goed; zoudt gij dan stil zijn? Of laat u na om de wedloop te lopen? Vaarwel! Het is mijn wens, dat onze zielen elkaar in goede welstand aan het eind van de reis ontmoeten.  

Ren jij al op de goede weg? Laten we nog even een onderzoek instellen. Rent u op de goede weg? Hebt u deel aan de gerechtigheid van Christus. Zeg niet ja in uw hart als het in werkelijkheid niet zo is. Het is voor een mens immers gevaarlijk te denken op de goede weg te zijn, terwijl hij op de verkeerde is. O, het is de ellende van de meeste mensen, dat zij zichzelf wijs maken, dat ze op de goede manier rennen, terwijl ze nog nooit één voet op die weg hebben gezet! De Heere geve u hierin het juiste inzicht, want anders bent u voor altijd verloren. Wie is Jezus Christus voor je? Wat ik u bidden mag, o ziel, ga na wanneer u bekeerd bent van uw zonden en uw eigengerechtigheid tot de gerechtigheid van Jezus Christus? Bent u in Hem? Is Hij u meer waar dan de hele wereld? Betreffen uw overpeinzingen altijd Hem? Praat u graag over Hem? Wandelt u ook graag met Hem? Acht u alle dingen slechts nietig, doods, leeg, onbeduidend te zijn, als er geen gemeenschap is met Hem? Veraangenaamt Zijn gezelschap alles en vergalt Zijn afwezigheid alles? Legt dan af alle last! Hebt u last van de dingen van deze wereld, zoals trots, zingenot, begeerten, ijdelheden? Meent u met de wereld, uw zonden en begeerten in uw hart toch hard genoeg te rennen? Ik zeg u, ziel, dat zij die alles afgelegd hebben, elke last, elke zonde en de snelste uitgangspositie hebben aangenomen moeite genoeg hebben met het rennen, met zo te rennen, dat zij het volhouden. Met het rennen dwars door al wat tegenstand biedt, alle strijd, alle moeilijkheden en over alle struikelblokken, over alle valstrikken en langs alle versperringen heen, die duivel, zonde, wereld en hun eigen harten voor hen opwerpen. Ik zeg u, dat u zult merken, als u op de weg naar de hemel gaat, dat dit geen geringe of gemakkelijke zaak is. Daarom moet u zich ontdaan hebben van al deze dingen, moet u ze afgelegd hebben; als dat niet het geval is, praat dan nooit over naar de hemel gaan. Dat valt te vrezen, dat u aangetroffen zult worden onder de velen die zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen (Luk. 13:24)

Uit:  De wedloper naar de hemel (John Bunyan)

241