Ga terug tot de Vader!

Ga terug tot de Vader!

‘En opstaande ging hij (de verloren zoon) tot zijn vader (Luk. 15:20)’

 

O, mijn vrienden heeft u allen al het besluit genomen om op te staan en tot uw Vader te gaan? Waarom aarzelt u nog? Wilt u vergaan? En wanneer u besloten hebt huiswaarts te keren, waarom staat u niet dadelijk op? Waarom keert u nu uw gezicht niet hemelwaarts?

Kan het zijn dat u nog door de wereld verlokt wordt, en door de satan misleid? Wat! wilt u, na dit alles toch nog omkomen? God verhoede het! Christus heeft u de ogen willen openen, door u de waarheid te vertellen. Hij heeft u naar huis willen lokken door u de liefde van God te laten zien. Hoor, hoe Hij de wijze beschrijft waarop God de boetvaardige zondaar aanneemt.

 

‘En als hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader, en werd met innerlijke ontferming bewogen; en toelopende viel hem om zijn hals en kuste hem.’

 

Zal God u willen ontvangen? Zal Zijn medelijden Hem dringen, om u met geopende armen tegemoet te lopen? Wat, God?  O, wat een openbaring van Gods liefde laat Christus hier zien: neerbuigende, medelijdende, tedere, onuitsprekelijke liefde van God! Maar kan dit waar zijn? Zal God met open armen op berouwvolle zondaren toelopen, om deze te omhelzen? Ja, het is waar; de getuigenis van tien duizendmaal tien duizenden hebben de waarheid van deze gezegende woorden bewezen. Talloze menigten zijn al tot God gekomen en hebben de waarheid van deze woorden ondervonden. Twijfel niet langer.

 

Ja, arme zondaar! terwijl u nog ver van huis bent, zal God u zien. Hij zal de eerste gedachte aan terugkeer, die bij u opkomt, waarnemen, het eerste verlangen naar huis, naar vergeving, naar rust, het eerste gevoel van smart, tegen zo’n goede Vader gezondigd te hebben.

En Hij zal Zijn aangezicht niet in toorn afkeren, maar het tot u wenden, met tranen., O, deze God wil te doen hebben met u.

God wil met u te doen hebben. Wil Hij echt? Zal die grote God medelijden voelen? O, kan dit wel zo zijn? Zal Zijn hart overvloeien met gevoelens van de tederste ontferming? Zal Hij denken: O, hier komt Mijn afgedwaalde kind terug tot Mij. Eindelijk keert hij tot Mij terug, hij is gekomen om aan Mijn borst te huilen? Ja! Hij zal medelijden hebben en u vlug tegemoet lopen, om u om de hals te vallen, u, arme schuldige, wankelende en bevende zondaar. U zal Hij om de hals vallen en kussen.

O, wie weet wat een kus van Gods lippen is, dan alleen diegene die dit ontvangen heeft? Hij zal Zijn heilige, heilige, heilige armen om u heen slaan, en Zijn aangezicht in uw boezem verbergen, u aan Zijn hart houden en u kussen.

 

O, wat is dit? Een omhelzing van God? Zondaar! Wanneer u tot God terugkeert, zal Hij u zo omhelzen, alsof Hij u met menselijke armen omvatte, een menselijk gezicht op uw boezem neerlegde, bleek van droefheid en vreugde en liefde, Zijn ogen vervuld met tranen, en uw lippen met menselijke lippen aanraakte. Ja, God is liefde!

Misschien hebt u hier nog nooit aan gedacht, uw gedachten zijn nog zo arm en zwak, maar kom tot God en ondervindt dat God liefde is.

 

En de zoon zeide tot hem: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, en ben het niet meer waard uw zoon genaamd te worden.’

 

Ja, u mag komen en zeggen:  ‘Ik heb gezondigd tegen U, en voor Uw ogen, U hebt alles gezien, nooit keerde U Uw oog van mij af.’ Maar u mag er niet bij voegen: ‘Maak mij als een van uw huurlingen’. Zijn omhelzing verbiedt u dit. Een huurling zou Hij niet omhelzen.

En Hij zal niet zeggen: ‘Je bent een schuldig kind.’ Hij zal niet zeggen: ‘Je bent het niet meer waard mijn zoon genoemd te worden.’ Nee, nee, Hij zal het gekneusde en bloedende hart niet breken. Integendeel, Hij zal zeggen: ‘Breng hier voor het beste kleed, breng het kleed van Christus’ gerechtigheid en trek hem het aan. Geef een ring aan zijn hand en schoenen aan de voeten.’ Geef het onderpand van de liefde, het kindschap en de erfenis aan zijn hand. Geef hem de schoenen van de bereidheid van het Evangelie des vredes. Brengt het gemeste kalf en slacht het, en laat ons eten en vrolijk zijn. Dek de tafel met de rijke zegeningen van het Evangelie, verzadig mijn hongerig kind met de heerlijkste spijze. Hij wilde zich voeden met zwijnenafval, toen hij honger had en nu is hij thuisgekomen om brood van de huurlingen te verzoeken. Maar slacht het gemeste kalf voor hem en geef hem overvloedig eten en laat ons eten en vrolijk zijn. ‘Want deze mijn zoon was dood en is weder levend geworden, hij was verloren en is gevonden.’ 

 

Wij zijn allemaal verloren zonen en dochters. O, dat we allemaal weer thuis waren. O, dat we allen weer bij onze God en Vader waren! O, kom naar huis, laat iedereen huiswaarts keren, naar God! U, die ver afgedwaald bent, die vergeten bent dat er altijd nog een ‘thuis’ was, u, die vergeten bent dat u altijd een Vader in de hemel hand, u, die hebt gezondigd tegen zo’n goede God, u, die vernederd en verlaagd bent door satan en de zonde, o, kom allen naar huis! naar huis! Eén die zelf een verloren zoon was, maar die een boeteling werd, smeekt u tot God terug te gaan.

 

Eén die vergeving heeft ontvangen, ja, volkomen vergeving voor altijd, smeekt u: O kom toch naar huis! U weet dat toen de verloren zoon thuis kwam, hij vergeven en omhelsd werd door zijn vader. En dat toen al de vrienden van zijn vader en de knechten zich begonnen te verblijden. ZO zal het ook met u gebeuren. Kom naar huis! en al de engelen in de hemel zullen zich over uw terugkeer verblijden! Kom naar huis! en al de verheerlijkte heiligen zullen zich met de engelen over u verheugen. Christus zal Zich verblijden, God de Vader zal Zich verblijden en u zult uzelf met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde verblijden. En, tenslotte zult u door de engelen gedragen worden naar het husi van uw Vader, dat ‘niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen’ is (2 Kor. 5:1). Daar zult u te midden van vreugde en vrolijkheid wonen en droefheid en zuchting zullen wegvlieden.

 

Terug, o zwerver, naar huis,

Uw Vader vraagt naar u;

Wees niet langer een zwervende balling,

Schuldig en ellendig.

Ga terug! Ga terug!

 

Terug, o zwerver, naar uw huis,

Jezus vraagt naar u;

De Geest en de bruid zeggen: Kom,

O, vlucht nu naar een schuilplaats.

Ga terug! Ga terug!

 

Terug, o zwerver, naar huis,

’t Is dwaas om het uit te stellen.

Daar is geen genade in het graf,

En de dag van genade is kort.

Ga terug! Ga terug!

 

Uit: ‘Laat ons eten en vrolijk zijn!’ (H. Grattan Guinness,

 opwekkingsprediker in de 19e eeuw te Engeland)

241