Mag ik tot Christus komen?

Mag ik tot Christus komen?

Onderstaand gedeelte is overgenomen uit het boekje ‘Het merg van het Evangelie’ van Edward Fisher. Het boekje behoort tot de klassieken van de Engelse puriteinse literatuur. Om zijn bijbelse inhoud hebben de gebroeders Erskine en Thomas Boston dit boekje zeer aangeprezen. De zwakgelovige: Heeft zo iemand als ik het recht om in Christus te geloven? Evangelist: Ik smeek u om te bedenken, dat God de Vader, zoals Hij in Zijn Zoon Jezus Christus is, door niets anders bewogen is, dan door Zijn vrije liefde tot het verloren mensdom, zodat een ieder die in Hem gelooft, niet verderven zal, maar het eeuwige leven zal hebben. Daarom zei Christus Zelf tot Zijn discipelen: Gaat heen in de gehele wereld, predik het Evangelie aan alle creaturen (Markus 16:15). Dat wil zeggen: gaat heen, en zeg aan ieder mens, zonder uitzondering, dat hier een blijde Boodschap voor hem is, nl. dat Christus, als gestorven zijnde, voor hem/haar beschikbaar is; en als hij Hem en Zijn gerechtigheid wil aannemen, dat hij Hem dan hebben zal. Omdat de Schrift spreekt tot een ieder in het algemeen, behoorde niemand van ons zichzelf uit te sluiten, maar te geloven dat het aanbod van Christus aan hem/haar in het bijzonder wordt gedaan. Daarom vraag ik u, zeg niet: misschien ben ik niet uitverkoren, en daarom wil ik niet in Christus geloven; maar zeg eerder: ik geloof in Christus, en daarom ben ik uitverkoren. Bestraf uw eigen hart, omdat u zich bemoeid hebt met Gods verborgen dingen, en u Zijn geheime raad wilde doorzoeken. Want de verkiezing en de verwerping zijn een verborgenheid, waarover de Schrift ons leert: De verborgen dingen zijn voor de Heere onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen (Deut. 29:29). Dit is nu Gods geopenbaarde wil en Zijn uitdrukkelijk gebod, dat gij gelooft in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus (1 Joh. 3:23). Ja, zeg met de apostel Paulus: Ik leef door het geloof des Zoons van God, Die mij heeft liefgehad, en Zichzelf voor mij overgegeven heeft (Gal. 2:20). Bij deze tekst zegt Luther: Hij zag in mij niets anders dan boosheid, en mij dwalen en van Hem wegvluchten. Nochtans heeft deze goedertieren Heere Zich over mij ontfermd, en uit enkel barmhartigheid mij liefgehad, ja, mij zo liefgehad, dat Hij Zichzelf voor mij heeft overgegeven. En wie is deze ‘mij’? Ik, ellendig en verdoemlijk zondaar ben zo teer door de Zoon van God bemind geweest, dat Hij Zichzelf voor mij overgegeven heeft. O, druk dan dat woord ‘mij’ in uw hart, en eigen het uzelf toe, niet twijfelende of u behoort bij degenen, op wie dit ‘mij’ slaat. De zwakgelovige: Maar helaas, ik ben een zondig en onwaardig schepsel, dat ik het niet aandurf om te geloven dat Christus mij zal aannemen, om mij te rechtvaardigen en zalig te maken. Evangelist: Helaas, met dit te zeggen weerspreekt u de apostel Paulus, en ook de Heere Jezus Christus Zelf, en dat tegen uw eigen ziel. Want aangezien de apostel zegt, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken (1 Tim. 1:15), en dat God de goddelozen rechtvaardigt (Rom. 4:5), waarom schijnt u dan te stellen, dat Christus Jezus gekomen is om de rechtvaardigen zalig te maken, en dat God godzaligen rechtvaardigt? Maar geliefde zondaar, wees er zeker van, dat het niet de rechtvaardigen en godzaligen zijn, maar de zondaren en de goddelozen, die Christus roept, te rechtvaardigen en zalig te maken. Ga dan toch naar Hem, en indien Hij u tegemoet komt (zoals Zijn gewoonte is), zeg dan niet onbedachtzaam met Petrus: Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, maar zeg met duidelijke woorden: Heere, komt tot mij in, want ik ben een zondig mens. Ja, ga nog verder, en zeg met Luther: Genadigste Heere Jezus, dierbare Christus, ik ben een arm en ellendig zondaar, en daarom oordeel ik mijzelf Uw genade niet waardig; maar ik heb uit Uw Woord geleerd, dat Uw zaligheid aan zulk één toebehoort; dus kom ik tot U omdat recht te eisen, dat mij door Uw genadige belofte toekomt. Wees er dan verzekert van, dat Jezus Christus geen bruidsschat vraagt van Zijn bruid. Nee, Hij eist niets anders dan armoede, want armen worden met goederen vervuld, en rijken worden leeg weggezonden. Ik zeg u dat, wie een mens ook is, en wat hij ook gedaan heeft, hij recht genoeg heeft om tot Christus te komen door het geloof, indien hij kan. Want Christus doet een algehele afkondiging met de woorden: O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk (Jesaja 55:1). Dit is, zoals u ziet, de voorwaarde: koopt wijn en melk, d.w.z. genade en zaligheid, zonder prijs, dus zonder enige bekwaamheid van uzelf; alleen neig uw oor, en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven. De zwakgelovige: U heeft de gezindheid van Christus voor arme zondaren goed verklaard en voorgesteld, en al mijn tegenwerpingen en twijfelingen beantwoord. Ik ben ook zeker gewillig om tot Hem te komen; maar ik heb geen kracht. Evangelist: Maar zeg mij eens eerlijk, hebt u besloten al uw macht te gebruiken, om zo tot Christus de toevlucht te nemen? De zwakgelovige: Zeker, mijnheer; ik denk dat mijn besluit veel lijkt op het besluit van de vier melaatsen voor de poort van Samaria. Want deze zeiden: Indien wij in de stad gaan, zo is de honger in de stad en zullen wij daar sterven; en indien wij hier blijven, wij zullen ook sterven. Nu dan, komt en laat ons in het leger van de Syriërs vallen; indien zij ons laten leven, wij zullen leven, en indien zij ons doden, wij zullen maar sterven (2 Kon. 7:4). Zo zegt ook mijn hart: Indien ik terugkeer tot het Verbond der Werken om daaruit rechtvaardigmaking te zoeken, zal ik daar sterven; en indien ik stil zit en die nergens zoek, zal ik ook sterven. En daarom heb ik, hoewel ik bevreesd ben, toch besloten tot Christus te gaan; en indien ik omkom, dan kom ik om, Evangelist: Wel, nu zeg ik u, dat het huwelijk is gesloten, Christus is uwe, en u bent de Zijne. Heden is in uw ziel zaligheid geschied. Want ook al hebt u de macht niet om zo snel tot Christus te lopen, en niet zo’n vaste greep om Hem aan te grijpen, als u wel wensen zou: omdat u nochtans met zulk een voornemen om Christus aan te nemen komt, hebt u niet bezorgd te zijn over uw onmacht, want Christus zal u bekwaam maken om het te doen. Want door middel van deze uw ondertrouw met Christus, bent u één met Hem en één in Hem geworden: Gij blijft in Hem, en Hij in u (1 Joh. 4:13). Want wanneer Christus Zijn bruid getrouwd heeft, dan krijgt zij deel aan al Zijn schatten; zodat alles wat Christus is of heeft, u dat vrijmoedig mag eisen, als zijnde van uzelf. En zoals Christus al zijn goed overmaakt aan Zijn bruid, zo wil Hij ook dat zij aan Hem alles zal overmaken. Als u met Hem getrouwd bent, moet u alles wat van uzelf is aan Hem geven. En in wezen hebt u niets van uzelf dan zonde, en daarom moet u die aan Hem geven. Ik bid u, zeg dan met vrijmoedigheid tot Christus: Ik geef U, als mijn dierbare Man, mijn ongeloof, mijn wantrouwen, mijn hoogmoed, mijn verwaandheid, mijn eerzucht, mijn toorn en boosheid, mijn nijd, mijn begeerlijkheid, mijn kwade gedachten en genegenheden. Ik maak hiervan en van al mijn andere misdaden een bundel, en geeft die aan U. Zo werd Christus, die geen zonde gekend heeft, zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem (2 Kor. 5:21).
241