Onbekeerd...wat doe je ermee?

Onbekeerd...wat doe je ermee?

Het is mogelijk dat je de uitspraak: “ik ben onbekeerd” op een gruwelijke wijze misbruikt. Misschien gebruik je het als excuus voor het leven in de zonde en zeg 

net als vele jongeren uit de kerk: “Ik heb nu geen behoefte aan Gods genade, ik heb de wereld nog zo lief. En bovendien God moet het toch doen!?”

Inderdaad, zo zitten we boordevol verontschuldigingen om Christus buiten ons hart en leven te houden. Maar als is het zo, dat jij geen interesse hebt, God heeft (met eerbied gesproken) wel belangstelling in jou. God is in Jezus Christus gewillig om jou zalig te maken… Bedenk hoe verschrikkelijk het is om op zo grote zaligheid geen acht te slaan (Hebr. 2:3a). Over deze tekst uit Gods Woord  gaat het onderstaande gedeelte.

 

Lezer, is uw ziel reeds gered of behoort u tot de heimelijke of openbare vijanden van deze grote zaligheid? Vindt u de leer van het kruis van Christus een ergernis en dwaasheid?

 

“Het interesseert me niets”

Als je jezelf rekent tot de onachtzamen, dan vragen wij: “Bent je zo dwaas, dat je op zulk een zaligheid geen acht geeft?”  Ben je zo onverstandig? Wat denk je van de eeuwigheid? Waar bouw je op? Denk je te steunen op Gods barmhartigheid?" God is wel barmhartig, maar niet buiten Zijn Zoon. Zou je toch willen steunen op Gods barmhartigheid?  Maar die heb je immers veracht! Hoe zul je voor God bestaan, waarvoor geen huichelaar bestaan kan? Wij vragen je – Heb je een verbond gemaakt met de dood, de duivel en de hel? Dat zal te niet gaan. Denk je: De satan zal mij niet pijnigen? Beeld je dat niet in, want dat verbond zal ook te niet gaan.

 

“Ik kan me niet bekeren”

Denk je: Ik zal met een verontschuldiging komen en zeggen: Heere, ik kon me niet bekeren? Dan zal God tot jou zeggen: Dat heb je niet geloofd. Had je dat als waarheid aangenomen, dan had het jou in de nood gebracht en je zou tot Mij om genade geroepen hebben. Jouw onmacht is moedwillig. En nu komt je met je onmacht om jezelf vrij van schuld te pleiten. Je was erg gewillig onder je onmacht.

 

Kan jij, een sterfelijk schepsel, de toorn van God dragen? Misschien heb je wel eens hevige pijn gehad. Wat zal het echter zijn om eeuwig pijn te lijden in de hel!

 
“Het zal wel meevallen”

Denk je wel eens na een ernstige preek: “Ik zal er mee doen zoals met een treurige tijding? Ik geloof er maar weinig van. Ik zal het niet te zwaar opvatten en er niet te veel aan denken”. Ben je al z6 ver?

Wij bidden je dan in de Naam des Heeren, geef toch acht op die grote zaligheid. Denk toch niet: “U zegt het maar, het is een mensenwoord”. Nee, 't is God Zelf. Wij zijn gezanten van God en wij spreken in Zijn Naam tot u (2 Kor. 5:20). Kan je die gunstige voorwaarden langer versmaden? Is het je te veel om onder Gods Woord te komen?  Ben je al tot bekering geroepen? En de Heere doet dat nog! Wat houd je dan op en waarom draai je zo lang? Kies je de dood voor het leven, de vloek voor de zegen?  Wil je dan in je zonden sterven?

 

Wat moet ik doen om zalig te worden?

Zeg je: “Het is waar wat u zegt, ik kan er niet meer van tussen uit, geef mij raad”. Wat moet ik doen om zalig te worden? Wij zeggen dan: Overdenk in je hart dat het Gods Woord is dat tot je komt. De Heere Zelf spreekt tot jou. Denk eens aan het grote voordeel, als je acht geeft op die zaligheid. En zie ook de onnoemelijke schade, als je die zaligheid afwijst. Ga naar de kerk met een biddend hart en zeg: "Heere, open toch mijn hart onder het Woord, zoals Gij eens Lydia's hart hebt geopend." Wordt je ontroerd in je hart? Bid dan, of de Heere de overtuiging wil vermeerderen. Probeer die roeringen des Geestes in het hart niet te verdringen. Zeg tot jezelf: “Ik sta op de rand van de hel. De duivel wacht op mij om mijn ziel voor eeuwig te kwellen”.

 

Zondaar er is raad. Laat onze raad je behagen.Vind je het een geringe zaak onze raad te verwerpen? Wij denken aan Abrahams knecht, Eliëzer. Deze moest een vrouw zoeken voor lzak en Abraham wilde hem de eed afnemen. Toen maakte de knecht de volgende opmerking: "Mijnheer, wanneer de vrouw mij eens niet wil volgen?" " 't Is wel," zei Abraham, "als gij uw best doet en zij wil u dan niet volgen, dan zult gij rein zijn van mijn eed." Zo komt God ook tot Zijn knechten en zegt: "Gij zult ze bidden, smeken, betuigen en ernstig waarschuwen."

Zo willen wij onze plicht doen en wij komen tot de Heere en zeggen : "Gij zendt ons tot die gemeente, maar wanneer zij dan niet horen wil?"

 

 

Dan antwoordt de Heere: "Gij zijt rein van hun bloed.  Diens bloed is op zijn hoofd. Ik zal het van uw hand niet eisen."

 

“Hoe kan ik het zeker weten?”

Misschien zijn er die zeggen: “Wist ik het maar voor mijzelf of ik acht gegeven heb op die zaligheid”. Kinderen Gods, hier zijn enkele kentekenen. Hieraan zal je het weten. Toen het Evangelie aan jou verkondigd werd, heeft het toen je hart niet gewond? Waren het geen prikkels en nagels, diep ingeslagen? Ging het niet als een zwaard in je ziel? Deze mens heeft acht gegeven op de zaligheid, die zeggen kan:"Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die de vrede doet horen; desgenen, die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen, die tot Sion zegt: uw God is Koning (Jes. 52:7)."

Zij hebben acht gegeven op de uitnodiging des Heeren, die het Woord toepassen op zichzelf. Zij luisteren voor zichzelf en niet voor anderen.

Zij proberen met ernst op te merken of er in de prediking iets voor hen is, evenals Benhadads knechten. Dezen wilden graag weten wat de koning zou zeggen. Ook zij hebben acht gegeven, die deze zaligheid oprecht zoeken te beleven. Zij verlangen zeer sterk naar de volmaakte zaligheid, waarvan de stervende Jacob zei: "Op Uw zaligheid wacht ik, Heere!" Zij zien reikhalzend uit naar de tijd, dat het geloof veranderen zal in aanschouwen en de hoop bezit zal worden. Zij beleven het als Lydia, die bekeerd werd onder de prediking van Paulus. Zij zei: “Indien gij hebt geoordeeld dat ik de Heere getrouw ben, zo komt in mijn huis en blijft er”.  En zij dwong ons, zegt de Apostel. Zo is het ook  met hen, die acht gegeven hebben op de zaligheid. Ze hebben het middel zo lief. Zij zouden er hun leven voor willen geven.

 

Ziedaar geliefden, onderzoek jezelf. Vel een oordeel over jezelf. Wij betuigen je: “Zie dan, “Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?” Wij hebben onze plicht gedaan en je leven en dood voorgesteld. Zie nu maar wat je kiest. (Lees in dit verband Deut. 30 en Joz. 24!). De Heere zegene dit Woord door Zijn Geest en drukke het op onze harten, om Jezus wil.

 

Overgenomen uit een preek van B. Smytegelt uit de Reveil Serie deel I

(blz. 63 t/m 66). De tekst voor de preek was:

 

Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?

(Hebreeën 2 : 3a)

241