De opwekking die we nodig hebben

De opwekking die we nodig hebben

Hebben wij opwekking nodig? Luister! Hoeveel kerken zijn zondag aan zondag half leeg? Hoevelen zijn er, die nooit een kerk van binnen zien? Hoeveel door-de-weekse gebedssamenkomsten worden nog gehouden en trouw bezocht? Waar is nog honger naar de geestelijke dingen? Hoe staat het met de zending? Wat doen wij voor de landen overzee, die nog in de diepe duisternis van het heidendom gehuld zijn? Heeft het feit dat massa's mensen verloren gaan, ons ooit een benauwd ogenblik bezorgd? Zijn wij zo zelfzuchtig geworden? Wat doen wij met de geweldige rijkdom, die God ons heeft toevertrouwd?

Denk bijvoorbeeld aan de Verenigde Staten, de rijkste natie van de wereld, waarvan de grootste rijkdom in handen is van gelovige christenen. Toch besteden de Verenigde Staten per jaar meer aan kauwgum dan aan de zending! Hoeveel geven God niet eens een tiende van wat Hij hen geeft? Denk aan onze colleges en universiteiten in het moederland en op het zendingsveld, waar bijbelkritiek wordt onderwezen. Daar wordt beweerd dat Jezus nooit wonderen heeft gedaan, niet uit de doden is opgestaan, niet uit een maagd geboren is, niet als onze plaatsvervanger gestorven is en dat Hij niet wederkomt. Hoeveel gelovige christenen leven een waarachtig Christus-leven voor de mensen? Hoe wereldgelijkvormig zijn wij geworden! Hoe weinig tegenstand ondervinden wij! Waar zijn de vervolgingen die de eerste gemeente te verduren had? Hoe gemakkelijk is het nu christen te zijn! En hoe staat het met het geestelijk ambt? Worden door de arbeid en de prediking van de voorgangers mensen gegrepen, bekeerd en gered? Hoeveel zielen worden er gewonnen door de prediking van het Woord?

Beste vrienden, wij worden overladen met talloze activiteiten van de kerk, terwijl de werkelijke taak van de kerk, het evangelie aan de gehele wereld te brengen en verlorenen te redden, verwaarloosd wordt. Waar is het schuldbesef dat wij vroeger zagen? Behoort dit tot het verleden?

Denk aan een samenkomst van Finney. Konden wij die maar herhalen! Hij vertelt ons dat hij eens samenkomsten hield in Antwerpen en dat een oude man hem uitnodigde om in een klein schoolgebouw in de buurt te komen prediken. Toen hij daar kwam, was het zo vol dat hij nauwelijks een staanplaats kon vinden bij de deur. Hij sprak lang. Ten slotte begon hij hen ernstig erop te wijzen dat zij een gemeenschap zonder God waren omdat zij in hun omgeving geen samenkomsten hielden. Allen werden op dat ogenblik overtuigd van schuld. De Geest van God daalde als een bliksem op hen neer. Een voor een vielen ze op hun knieën of voorover op de grond en riepen om genade. Binnen twee minuten lagen ze allen terneer en Finney moest ophouden met prediken, omdat hij zich niet meer verstaanbaar kon maken. Tenslotte kon hij de aandacht trekken van de oude man, die midden in de kamer in grenzeloze verbazing zat rond te kijken. Zo luid hij kon riep hij hem toe dat hij moest bidden. Daarna leidde hij hen een voor een tot Jezus. De oude man nam daarna de leiding van de samenkomst over omdat Finney zelf naar een andere samenkomst vertrekken moest. De samenkomst duurde de hele nacht door, zo groot was het schuldbesef. De resultaten waren blijvend en een van de pas bekeerden werd een van de meest vruchtbare predikers van het evangelie.

Ja, de mensen hebben God vergeten. De zonde neemt overal toe. De verkondiging van het evangelie schiet tekort. Naar mijn besef kan niets minder dan een uitstorting van de Geest hierin verandering brengen. Zulk een opwekking heeft tientallen, honderden gemeenten veranderd, het kan ook de onze veranderen. Hoe kunnen wij zulk een uitstorting van de Geest ontvangen? U antwoordt: door gebed. Volkomen waar, maar er moet iets aan het gebed voorafgaan. Eerst moet de zonde ter sprake komen. Wanneer ons leven niet in orde is in Gods oog, indien de zonde niet wordt weggedaan, kunnen wij bidden tot de jongste dag toe, maar er zal geen opwekking komen. "Maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort" (Jes. 59:2). Misschien is de profetie van Joël hier onze beste gids. Laten wij die eens opslaan. Het is een oproep tot bekering. God is verlangend Zijn volk te zegenen, maar de zonde houdt de zegen tegen. En daarom brengt Hij in Zijn liefde en genade een vreselijk oordeel over hen. Dit wordt beschreven in de hoofdstukken een en twee. Het oordeel heeft bijna de poorten van de stad bereikt. Maar zie nu, hoe groot Zijn liefde is! Merk op wat er staat in de verzen twaalf tot veertien van hoofdstuk twee: "Maar ook nu nog luidt het woord des Heren: Bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en met vasten en met geween en met rouwklacht. Scheurt uw hart en niet uw klederen en keert u tot de Here uw God. Want genadig en barmhartig is Hij, lankmoedig en groot van goedertierenheid, berouw hebbende over het onheil. Wie weet of Hij zich niet wendt en berouw heeft en een zegen achter Zich laat overblijven-. Welnu, mijn vriend. Ik weet niet wat uw zonde is. U weet het en God weet het. Maar ik vraag u, erover te denken, want u kunt wel ophouden met bidden en opstaan van uw knieën, totdat u met uw zonde hebt afgerekend en die van u hebt weggedaan. Indien er ongerechtigheid is in mijn hart, zal de Here mij niet horen".

Laat God uw hart doorzoeken en alle hindernissen blootleggen. Zonde moet beleden worden en weggedaan. Misschien moet u een of andere geliefde afgod verzaken. Misschien moet u iets goedmaken. Misschien houdt u iets terug van God en berooft u Hem van wat Hem toebehoort. Maar dat is uw zaak, niet de mijne. Het gaat tussen u en God. Lees nu de verzen vijftien tot zeventien. De profeet roept een bidstond samen. De zonde is beleden en nagelaten. Nu kunnen zij bidden. En zij roepen tot God om Zijns Naams wil, opdat de volken niet zullen zeggen: Waar is uw God?" Hun bidden is nu dodelijke ernst en hun gebed heeft kracht. Luister! "Blaast de bazuin te Sion, heiligt een vasten, roept een plechtige samenkomst bijeen. Vergadert het volk, heiligt de gemeente, roept de ouden bijeen, vergadert de kinderen. Laat de priesters, de dienaren des Heren, tussen de voorhal en het altaar wenen en zeggen: Spaar, Heer, Uw volk en geef Uw erfdeel niet prijs aan de smaad, zodat de heidenen met hen zouden spotten. Waarom zou men onder de volken zeggen: "Waar is hun God?"

O mijn broeders, bidt u wel? Pleit u bij God voor uw stad? Loopt u Hem nacht en dag aan om een uitstorting van de Geest? Nu is het tijd om te bidden. Uit de tijd van Finney wordt ons verteld dat het vuur van de opwekking was uitgedoofd. Finney maakte toen een afspraak met de jeugd, een week lang bij zonsopgang, op het middaguur en 's avonds in hun binnenkamer te bidden. Opnieuw werd de Geest uitgestort en voordat de week ten einde was, waren de samenkomsten overvol. En natuurlijk moet het een gelovig gebed zijn, gebed dat iets verwacht. Indien God harten beweegt om voor een opwekking te bidden, dan is dit een teken dat Hij ook inderdaad een opwekking wil zenden, en Hij houdt Zich aan Zijn woord. "Er komen stromen van zegen". Zijn beloften falen nooit. Hebben wij geloof? Verwachten wij een opwekking? Let nu op het snelle antwoord in vers achttien. "Toen!" Nadat zij de zonde opgegeven en in gebed tot God hadden geroepen, toen nam de Heere het op voor Zijn land en kreeg Hij medelijden met Zijn volk". Wanneer eenmaal aan de voorwaarden is voldaan, laat het antwoord niet lang op zich wachten. Wij vinden dat volledig beschreven in de verzen achtentwintig en negenentwintig: "Daarna zal het geschieden dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien; ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten".

Dit is in de geschiedenis van de opwekkingen de eeuwen door het geval geweest. Avond aan avond werd gepredikt zonder resultaat, totdat een ouderling of diaken in grote nood belijdenis van zonde deed en aan iemand, wie hij onrecht gedaan had, smeekte om vergeving. Soms ook is een vrouw, die een vooraanstaande plaats in het kerkelijke leven innam, tot schuldbesef gekomen en beleed zij onder tranen dat zij over een andere zuster geroddeld had, of dat ze met een zuster die aan de andere kant van de kerk zat, niet wilde spreken. Eerst toen de zonde beleden en de zaak rechtgezet was, kon de Geest van God over de samenkomst komen en aan de toehoorders een opwekking schenken. In het algemeen gesproken is het maar één zonde, één bijzondere, verhinderende zonde. Destijds was er een Achan in het leger van Israël. De Heere wil Zijn vinger leggen op de wond. En Hij neemt deze niet weg, voordat deze hinderpaal uit de weg geruimd is. Laten wij daarom allereerst met David in ons gebed uitroepen: "Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; toets mij en ken mijn gedachten; zie of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg" (Psalm 139:23 en 24). Eerst moet de hindernis der zonde worden weggenomen en dan zal de Heere met machtige kracht een opwekking zenden.

Een stad vol mooie kerken,
Met sprekers, knap en groot,
Met koren en met orgels
En toch is alles dood.
Men werkt met ernst en ijver,
Men werkt met man en macht.
Waar is, mijn lieve broeder,
Gods wonderbare kracht?

Zij zoeken educatie,
Zij streven zeer bewust
|Met schema's en met plannen;
Zij geven zich geen rust.
Zij verzamelen zich kennis En kunde, allermeest.
Maar, wat is nodig, broeder, Dan God, de Heil'ge Geest?

Besteed men tijd en gaven, 
Preekt men uit wijsheids' schat,
Gods volk blijft ondanks kennis
Tenslotte arm en mat.
God wenst geen aardse wijsheid,
Die louter kennis kweekt,
Maar dat men, lieve broeder,
Voorgoed met zonde breekt.

Alleen het werk des Geestes
Verlevendigt 't gemoed.
God heeft de mens niet nodig,
Noch alles wat hij doet.
Geen menselijk bedenksel,
Geen vaardigheid, geen kunst;
Een in berouw gebroken hart
Aanvaard Hij in Zijn gunst.

Er worden schone woorden
In mens'lijk wijze waan
Gezongen en gesproken.
Het brengt geen zegen aan.
God wil gezalfde lippen,
Een rein en zuiver man,
Die met de Geest vervuld is,
Zijn Woord doorgeven kan.

O God, herleef ons waarlijk,
Blijf bij ons elke dag.
Dat elk, die ons ziet bidden,
Ons ook zo leven zag.
De Heer kan ons behouden,
Hij zegent in geduld,
Als wij voor zonde vlieden,
Belijdend onze schuld.

Naar Samuel Stevenson.

Overgenomen uit Oswald J. Smith, De opwekking die wij nodig hebben ('s-Gravenhage z.j.) (Samengesteld door L.J. van Valen)

265