Gebed voor het werk van Gods Geest
Onderstaande komt uit het boek ‘Het gebed’ van Prof. Dr. O. Hallesby, hoogeleraar te Oslo (Noorwegen). ‘Het gebed’ behandeld onderwerpen als gebedsmoelijkheden, bidden en vasten en onverhoorde gebeden.
In het voorgaande heeft Hallesby geschreven over het gebed als het belangrijkste werk in Gods Koninkrijk. Vervolgens noemt hij zaken waar we onze voorbede aan kunnen wijden, met als slot de voorbede voor onbekeerden:
Ten slotte hebben we nog de voorbiddingen voor onbekeerden.
Dit deel van onze gebedsarbeid begrijpen en volbrengen wij misschien het beste. D e meeste gelovigen verlangen naar een geestelijke opleving. De begeerte om zielen te behouden te zien worden, is de drijvende kracht in bijna al het christelijke werk van onze dagen. In dit opzicht spreekt men gaarne over opwekkingen. Er wordt veel gedaan om ze te bewerkstelligen. En niet weinig gebed wordt opgezonden met dit verlangen in het hart. We mogen hier opmerken, dat God ook nu en dan een opwekking zend. Toch is er iets waarover we moeten nadenken, vooral in betrekking tot onze gebeden.
In de eerste plaats zou ik het feit willen aanstippen dat opwekkingen niet zo vaak voorkomen. In de regel ook wordt réveil weer gevolgd door verval. Voorts wil er ook de aandacht op vestigen, dat de opwekkingen die plaatsvinden, gewoonlijk niet zeer groot zijn, en beperkt blijven tot een enkele stad. Ten slotte zou ik willen opmerken, dat zij vaak weinig geestelijke kracht inhouden. Hiermee bedoel ik niet dat er geen krachten aan het werk zijn. Daar zijn dikwijls geweldige, bijna brute krachten aan het werk. Maar het komt duidelijk uit, soms reeds tijdens een opwekking, en vooral daarna, dat er veel menselijke, en maar weinig Goddelijke kracht aan het werk was.
De oorzaak van dit alles is dat we falen in gebed.
We verlangen naar opwekkingen, we spreken over opwekkingen, we werken voor opwekkingen, we bidden er zelfs wel voor. Maar we verrichten niet de gebedsarbeid die de eigenlijke voorbereiding is voor iedere opwekking.
Velen van ons hebben een verkeerd begrip van het werk van de Heilige Geest in de harten van onbekeerden. We denken, dat dit werk begrenst blijft tot de tijd waarin de opwekkingen plaatsvinden.
Dit is een misverstand. De Geest werk ongehinderd door, tijdens de opwekkingen, ervóór en erna, als werkt Hij ook verschillend. En zo zijn ook de gevolgen in de harten van de mensen verschillend.
Het werk van de Geest kan vergeleken worden met mijnwerk. Zijn werk is: het harde hart van de zondaar en zijn oppositie tegen God stuk te breken.
Het tijdperk van opwekkingen kan vergeleken worden bij het ontsteken van dynamiet dat de stenen doet springen. Het tijdperk ervóór komt echter overeen met de dagen waarin met grote spanning gaten in de harde rots geboord worden. Deze gaten boren is een moeilijk werk; een taak die iemands geduld op de proef stelt.
Het dynamiet erin aanbrengen en te doen ontploffen is gemakkelijker en ook interessanter werk. Met ziet ‘resultaten’ van zulk werk. Het wekt ook belangstelling als schoten knallen, en brokken steen naar alle richtingen vliegen.
Geoefende werklui zijn nodig voor het boren.
Deze beschouwing werpt veel licht op de geschiedenis van opwekkingen; een geschiedenis, die vaak vreemd en onbegrijpelijk is.
Er zijn velen die graag het dynamiet zouden aanbrengen. Velen willen opwekkingsprediker zijn. En sommigen zijn zó volijverig, dat ze het lont aansteken vóórdat het gat geboord en het dynamiet erin aanwezig is. De geforceerde opwekking wordt dientengevolge niets dan vonken-spatten van vuurwerk!
Tijdens een opwekking is onze ijver voor de mensen zó groot, dat we allen actief zijn. Sommigen zijn zó vol vuur, dat ze bijna gevaarlijk worden bij na-samenkomsten. Maar wanneer de opwekking voorbij is, en het leven van alle dag met zijn soms saaie tijdperken terugkeert, verliezen ze hun ijver en houdt hun activiteit op.
Maar dat is juist de tijd wanneer de Geest ons roept om het rustige, innerlijke, vermoeiende werk van boren te doen met het oog op een volgende opwekking.
De reden waarom vaak zulk een lang tijdperk verloopt tussen de opwekkingen is eenvoudig omdat de Geest geen gelovigen kan vinden die gewillig zijn de moeilijke mijnwerkerstaak van het boren op zich te nemen.
Iedereen verlangt naar opwekkingen, maar we laten liever aan anderen het werk van het boren in de harde rots! Toch zijn er gelukkig in iedere gemeente wel enkelen die dit werk, dat iemands geduld zo op de proef stelt, ter hand nemen.
In dit verband zou ik gaarne iets willen schrijven over de wijze waarop wij om opwekkingen moeten bidden. Als de Geest des gebeds ons echte ijver kan geven, zullen we behoefte hebben om mee te bidden voor een opwekking in de meest uitgebreide betekenis van het woord: een wereld-ontwaken. We zien dat dà t het is wat de wereld meer dan iets anders nodig heeft. Velen van ons vragen zich haast wanhopig af: waar zal alles toch op uitlopen? (..) Waar zal dit alles op uitlopen, als we niet een opwekking krijgen zó verreikend en allesomvattend, dat het de vloedgolf van zonde in alle delen van de wereld stuit, en nieuwe wegen opent voor het Evangelie te midden van dit oppervlakkig en verdorven geslacht dat heden de aarde bevolkt?
Gebed voor geestelijke opwekking in onze tegenwoordige wereldnoden, zal vanzelf ook uitgroeien tot een gebed om een volks-ontwaken. (..) Er is geen weg om onheilige neigingen te stuiten en ons volk te redden dan door middel van een rustige, gezonde en toch krachtig geestelijk ontwaken, die alle grenzen der gemeenschap bereikt in stad en land.
Toch moet een gebed voor zulk een algemeen ontwaken vergezeld gaan van gebed om ontwaken in eigen kring, in eigen plaats. Ook hier moeten we ons het woord herinneren: “beginnende van Jeruzalemâ€. Het is in onze eigen kring dat wij – persoonlijk – onze grootste verantwoordelijkheid hebben. En alleen door hier trouw te zijn, kan de Geest ons leiden tot groter en verreikender gebedsarbeid.
Ons gebed voor een geestelijk ontwaken zal ongetwijfeld van meer uitwerking zijn, als we het werk van voorbidding opnemen voor sommige mensen in het bijzonder. De meesten van ons die bekeerd zijn, hebben wel iemand gehad die voor ons bad toen we nog onbekeerd waren. Het schijnt mij toe dat niemand zo arm is als hij voor wie geen enkele bidt; die niemand heeft die hem persoonlijk en bij voortduring in het gebed tot God brengt. “Ik heb geen mens!â€
Wij moeten dit werk doen, en persoonlijke, geregelde voorbidders worden voor bepaalde mensen. Vraag de Geest der gebeden u enkelen aan te wijzen voor wie u zou kunnen bidden. Als ieder gelovige dit zou doen, zouden de onbekeerden in iedere stad verdeeld worden over mannen en vrouwen des gebeds, zodat er ten slotte geen enkele ziel meer zijn zou voor wie geen getrouw gelovige zou bidden.
Dan zou het niet gemakkelijk zijn voor de onbekeerden om verder te leven in hun zonde! Heilige, geestelijke explosiestoffen zouden dagelijks in hun ziel gebracht worden, en het lont zou dicht aan hun hart worden gelegd!
Opwekkingen komen voor in die plaatsen waar gelovigen het heilig werk van voorbidding verricht hebben. Geestelijk ontwaken kan niet door eigen kracht bereikt worden, ook niet door dweperij. God zendt een geestelijk ontwaken zodra het geestelijk mogelijk is.
Is sommige plaatsen duurt de strijd lang, en de tegenstand kan niet overwonnen worden “tenzij door gebedâ€, zoals Jezus zegt in Markus 9:29.
In enkele plaatsen worden de gebeden verhoord in de vorm van een stormwind van geestelijk ontwaken.
In andere plaatsen is het als het ruisen van zachte wind. In het laatste geval is het aantal van hen die ontwaken, nooit zo groot, slechts één of twee. Maar stillen opwekkingen blijven dikwijls langer doorgaan, soms zelf jaren.
Ik hoor op mijn reizen soms van plaatsen waar de opwekking om zo te zeggen steeds voortgaat. God voegt dagelijks toe die behouden worden, zoals het prachtig geschreven staat over de eerste christenen in Handelingen 2:7.
Wij moeten God danken voor opwekkingen in welke vorm Hij ze ook zendt. Maar het wil mij toeschijnen dat ze een belofte inhouden van veel vrucht, wanneer ze komen als het ruisen van een zachte wind.