Onderstaande column heeft ds. J.M.J. Kieviet, CGK-predikant uit Dordrecht geschreven n.a.v. de "Een hartenkreet van opwekking aan predikanten" door Paul Washer.
Je hoeft er tegenwoordig niet prat op te gaan wanneer ze je calvinist noemen. Meestal klinkt er iets neerbuigends in door. In ieder geval iets afkeurenswaardigs. Seculier Nederland moet er niet veel van hebben, van eigenschappen die iets met het calvinisme hebben uit te staan. Mijn Dikke Van Dale, spiegel van het Nederlandse taalgebruik, geeft de huidige betekenis als volgt weer: „calvinistisch = ( 3) niet uitbundig, sober, rechtlijnig en dogmatisch.†Het woord heeft duidelijk een negatieve gevoels¬waarde. Nederland zou, zoals velen met afschuw constateren, nog veel sporen van dat calvinisme dragen. Zo was het in 1994 Maarten ’t Hart die in â€De Ortolaan†iemand als volgt typeerde: „een calvinist zonder God, met een ijzig star, rigide moralisme, een man die net als Calvijn alle plezier verdacht vond, alle levenslust de kop wilde indrukken, en van alles waar een mens nog een beetje geluk aan weet te ontlenen, beweerde dat het commercieel uitgebuit werd.†Aan de calvinist wordt daarnaast een zekere onaandoenlijkheid toegerekend. „ Het calvinisme betekent: wettische strengheid, rechtlijnige en doordram¬merige betweterij, gemakkelijk leidend tot verkettering van elkaar, tot twisten en afscheidingenâ€, aldus W. Nijenhuis.
Hartenkreet
Sinds kort weet ik dat het niet alleen de Amsterdamse grachtengordel en omstreken is die dergelijke gemeenplaatsen hanteert. Ook toegewijde en vurige predikers hebben zo hun gedachten over wat calvinisme inhoudt. Ik weet nu: ook binnen de kerk, binnen de behoudende kerken en gemeenschappen, moet je je niet te snel calvinist noemen. Want je hebt ogenblikkelijk een stigma. Neem nu de brief die, naar ik aanneem, veel Nederlandse predikanten maandag hebben ontvangen via hun mailbox. Kwart voor acht in de ochtend was hij binnen, al snel na de zondag dus. Een mail van Stichting Heart Cry. Deze stichting wil het belang van een geestelijke opwekking op de harten binden. Gelet op de naam van de stichting lag het onderwerp van de mail voor de hand. Ten overvloede stond het in grote letters nog eens boven het bericht: „ een hartenkreet van opwekking.†De schrijver is een zekere David Paul Washer. Hij moet een bekende Amerikaanse prediker zijn. De mail bevat een passage uit een van zijn preken, alsmede een vijftien pagina’s lange toespraak: â€Een shockerende boodschap tot jongerenâ€. Met veel van wat deze Washer zegt, kan ik wel instemmen. Hij laat niet na de ernst van de eeuwigheid op de jonge harten te binden. „Er is één ding dat mij vannacht een slapeloze nacht gaf. Dat binnen 100 jaar een grote meerderheid van de mensen die nu in dit gebouw zijn mogelijk in de hel te vinden zijn. Zelfs zij die Jezus Christus als Heere beleden hebben, zullen een eeuwigheid verkeren in de hel.†Voorwaar een geluid dat niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Maar nu zijn opmerkingen over de calvinisten. Washer wijst erop dat het nodig is in de prediking de wedergeboorte ter sprake te brengen. Zo niet, „dan brengt u niets!†Opnieuw: een heldere stellingname.
Beschaafd
In zijn betoog voert hij predikanten sprekend op die hiertegen protesteren. Washer in reactie hierop: „ Kom me niet met zulke dingen aan. Hoeveel calvinisten hebben we? En hoeveel mannen hebben een goede theologie, maar zijn te lafhartig om dat te prediken?†Op de volgende pagina: „Het ergste wat ooit kan gebeuren, is dat een predikant beschaafd wordt. (...) Ik verkies één Leonard Ravenhill (een gezaghebbende opwekkingsprediker, JMJK) boven twintig dode calvinisten...†Eerlijk gezegd: deze opmerkingen brachten me op maandagochtend tot enige bezinning. Ik reken me van harte tot de calvinisten en ik schaam me er niet voor. Met Van Ruler meen ik nog steeds dat het gereformeerde, zeg: het calvijnse beginsel, het meest katholieke is. De gereformeerde belijdenis is me uitermate lief. De vijf punten van het calvinisme, ofwel de beginselen van Dordt, staan me in de prediking voor ogen. Ik wil van deze belijdenis niets afdoen: (1) de algehele verdorvenheid van de mens, (2) de onvoorwaardelijke verkiezing tot zaligheid, (3) de persoonlijke verzoening door Christus, (4) het onweerstaanbare werk van de Heilige Geest en ( 5) de bewaring van Gods heiligen bij de verkregen verlossing. Omdat God God is. En opdat genade genade zij. Zo spreekt de Heilige Schrift. En zo hoop ik het heilige Woord van de Heere na te spreken. „En daarom, mijnheer, noem ik mij calvinistâ€, om het te zeggen met een variant op Anton van Duinkerken.
Vraag
Ik wil de heart cry van Washer serieus nemen. Onverlet mijn bedenkingen bij een aantal van zijn uitspraken. Voor mij persoonlijk geldt de vraag, en voor anderen wellicht: ben ik niet een van die twintig dode calvinisten? Kampioen in rechtzinnigheid misschien. Een beschaafde predikant. En daarom te lafhartig om de volle waarheid te prediken, inclusief de scherpte van Gods Woord?! Terwijl ondertussen een arminiaan mij voorgaat in bewogenheid met zijn hartenkreet en zijn dwingende oproep. Tegelijkertijd bedenk ik: ik hoef geen hypercalvinist te zijn om de doodstaat van de mens met klem te preken en om het eenzijdige genadewerk van Gods Geest aan de harten te leggen. En evenmin ben ik een remonstrant als ik de waarde en de genoegzaamheid van Christus’ offer uitstal en de bereidwilligheid van de Heere om zalig te maken verkondig, met bevel van bekering en geloof.
Het is even Bijbels als calvinistisch om met bewogenheid het appel te (blijven) doen op allen en eenieder: „ Laat u met God verzoenen!â€
Bron: Reformatorisch Dagblad - zaterdag 22 december 2007 - Bijlage Accent (pagina 2)