Geestelijke vernieuwing en overwinningsleven in het perspectief van de Gereformeerde Bond.
Een recensie van de artikelen van dr. W. Verboom (Harderwijk) in De Waarheidsvriend (7 en 21 aug. 2015)
Sinds haar ontstaan ligt Heartcry (voorheen ‘jongerenavonden’ en ‘St. SRA’) onder vuur. Eerst van de rechterflank van de Gereformeerde gezindte (Ger. Gem. en Oud Ger. Gem.), daarna van de Christelijk Gereformeerde Kerk en nu van de PKN (Gereformeerde Bond). De genoemde denominaties kiezen elk hun eigen invalshoek, hebben hun eigen specifieke punten waarmee ze het met Heartcry oneens zijn en verdedigen de gereformeerde waarheid met de accenten die passen binnen hun eigen theologische kader. Dat levert vreemde contrasten op. Zo stelden Hervormde predikanten op SRA-avonden de ‘wedergeboortetheologie’ van de Ger. Gem. aan de kaak en wordt nu door dr. Verboom Heartcry zelf een wedergeboortetheologie verweten. Zijn eerste artikel in een tweeluik gewijd aan het gedachtengoed van St. Heartcry gaat met name over het naar zijn mening onjuiste gebruik van en accent op de wedergeboorte. Heartcry zou daarmee niet in overeenstemming zijn met Schrift en belijdenis.
Alleen wedergeboorte in ruimere zin?
Verboom benadrukt dat de belijdenisgeschriften NGB en HC – maar ook de DL – de term wedergeboorte alleen toekennen aan het levenslange proces van vernieuwing wat de christen ondergaat; de wedergeboorte in ruimere zin. Hij is bang dat een accent op de wedergeboorte in engere zin – de levendmaking – mensen laat zoeken naar geestelijke vernieuwing buiten Christus. Iedereen die de Gereformeerde gezindte goed kent, zal het gevaar wat hij hier signaleert herkennen. Echter, Heartcry sluit in haar terminologie juist aan bij haar achterban om voor deze vorm van wedergeboortetheologie te waarschuwen. Een leer die mensen vaste grond laat zoeken in hun eigen levenschip in plaats van het geloofsanker buiten zichzelf op de rots Jezus Christus te werpen! Verboom hoeft niet bang te zijn dat Heartcry met het hechten aan de term wedergeboorte – ook in engere zin – een dam opwerpt voor het geloof in Christus.
Dat Verboom dit accent op de wedergeboorte bij Heartcry constateert, is terecht. Haar eerste critici dachten wellicht dat Heartcry hiervoor te weinig oog had, maar Arjan Baan en anderen binnen de beweging hebben dit aspect van de soteriologie nooit losgelaten. En zijn daarvoor, in weerwil van het betoog van Verboom, ook niet voldoende Bijbelse papieren? Ook al zie je het christenleven als een levenslang gebeuren, dan nog heeft het een begin. God heeft ons volgens Petrus ‘wedergeboren (doen worden) tot een levende hoop’ (1 Pt. 1:3); het gaat daar toch om een geestelijke vernieuwing die heeft plaatsgevonden – niet om iets waarvan je alleen zegt dat het pas bij de wederkomst voltooide tijd is. Paulus’ spreken over een ‘eertijds’ (Ef. 2:2, Kol. 3:7) laat zien dat het genadevolle werk van God in een mensenleven een spoor trekt. Er voltrekt zich een levensverandering en die heeft zowel in de Schrift als in de praktijk van veel gelovigen een meer of minder duidelijk begin. Paulus hanteert het ‘eertijds’ verderop in Efeze 2 in de context van de nieuwe situatie van Jood en heiden als een geestelijke eenheid in Christus, maar genoemde teksten laten tegelijk zien dat dit in het leven van de gelovigen een realiteit is. Zij leefden in zonden, in de begeerten van ons vlees, door de wil van het vlees en de gedachten te doen; en wij waren van nature kinderen des toorns, evenals de anderen (Ef. 2:3).
Waar Verboom benadrukt dat de woorden ‘levend maken’, ‘wedergeboorte’ en ‘bekering’ gaan over een levenslang proces, kun je er niet omheen dat zo’n proces een startpunt heeft. Als je de christelijke gemeente sterk benadert vanuit het verbond en de (kinder)doop, kunnen deze begrippen hun scherpe, appellerende kant verliezen. Maar bedenk dat Johannes de Doper, Jezus en de apostelen het oude verbondsvolk Israël opriepen tot bekering: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. (Mt. 3:2, 4:17, Lk. 13:5, Hd. 2:38, enz.).
Waar Heartcry zich prima zal kunnen vinden in de omschrijving van Verboom van wedergeboorte in ruimere zin, laat zij het andere accent van de wedergeboorte als startmoment van het geestelijke leven niet liggen. Daarvoor is zij een opwekkingsbeweging die zich niet kan neerleggen bij de geestelijke afkalving die plaatsvindt onder gedoopte gemeenteleden. In de doop toegezegde genade die niet tot geestelijke vernieuwing leidt, vraagt voor vele wereldgelijkvormige kerkgangers net zo goed om een radicale oproep tot bekering als om het ‘pleiten op de doop’ waarmee Verboom is opgegroeid.
Alleen positionele heiliging?
Net als bij zijn bespreking van de wedergeboorte laat Verboom bij het artikel over de heiliging het subjectieve, onderwerpelijke aspect ervan weg. Heiliging is bij hem eerst en vooral ‘in Christus’ (1 Kor. 1:30). Zowel de Bijbel als de dagelijkse geloofswandel maken duidelijk dat deze zgn. positionele heiliging van groot belang is. Heartcry leert dit ook. Maar Heartcry benadrukt m.i. terecht dat – net als bij de wedergeboorte – de heiliging als het goed is zichtbaar wordt in het christenleven. De Bijbelse belofte van heiliging van de gelovige maakt de oproep daartoe niet overbodig, maar vloeit er uit voort. De imperatief volgt op de indicatief. Zoals Verboom zelf ook schrijft: ‘Keer op keer luidt het apostolische vermaan: U bent geheiligd in Christus, leef daarom heilig.’
Die praktische heiliging, waar Heartcry Bijbels gezien terecht de vinger bij legt, komt bij Verboom niet of nauwelijks uit de verf. Hij benadrukt met de HC 114 dat het om ‘een klein beginsel’ gaat. Hij vreest dat Heartcry meent een heilig leven in dit leven te kunnen realiseren. Maar wanneer worden wij anders gevraagd om heilig te leven dan juist in dit tijdelijke leven?! Hij waarschuwt voor het denken vanuit de wedergeboren mens. Maar wat als je gelooft ‘overeenkomstig de kracht die in ons werkt’ Ef. 3:20), als je erop vertrouwt dat ‘de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft in ons woont’ (Rm. 8:11); mag je dan niet verwachten dat heiliging realiseerbaar is? Verboom doet de Schrift en het werk van de Geest tekort als hij voor de praktische heiliging zo weinig ruimte ziet. Zijn citaat van Noordmans – ‘in de heiliging teer je op de rechtvaardiging’ – onderstreept weliswaar het belang van de rechtvaardiging als blijvende bestaansgrond van de gelovige, maar lijkt de heiliging toch te willen versmallen tot deze gegeven positie.
Er is meer
Zo zijn er meer teksten dan die Verboom noemt. Natuurlijk citeert hij Rm. 7:14 en 24 – dat accent hebben de bevindelijk gereformeerde critici van Heartcry eerder gelegd. De aloude discussie hoe je Romeinen 7 moet lezen maakt het citeren van deze teksten wat lastig te pareren. Je zult het eerst eens moeten zijn over de plaats en context van deze verzen in Paulus’ betoog. Ik laat dat hier verder buiten beschouwing. Maar het valt op dat Verboom hoofdstuk 6 van de Romeinenbrief niet noemt; een gedeelte dat in het onderwijs van Heartcry juist een grote rol speelt. ‘Hoe zullen wij, die aan de zonde gestorven zijn, nog daarin leven?’ (vs. 2). ‘Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen.’ (vs. 6). Deze en dergelijke teksten laten zien dat het bij heiliging niet enkel gaat om een besef een tweemens te zijn, de ervaring dat je in en vanuit je zelf vleselijk bent, maar ook om actie: ‘Want als u naar het vlees leeft, zult u sterven. Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven.’ (Rm. 8:13). Je hoeft daarvoor het geestelijke leven niet te verdelen in twee fases, zoals Verboom signaleert in het onderwijs van Heartcry. Het is evengoed gereformeerd om de actieve heiliging te leren; zie de kanttekeningen van de SV bij Romeinen 6. Om één voorbeeld te noemen: bij Rm. 6:14 ‘Want de zonde zal over u niet heersen’ stellen de kanttekenaars dat ‘Jezus Christus ons niet alleen van de schuld, maar ook van de macht der zonde verlost heeft, en ons door Zijn Geest de kracht geeft om de zonde met haar begeerten tegen te staan en te overwinnen.’ (nr. 40). Over ‘overwinningsleven’ gesproken! Bij de oproep tot een heilig leven zou voor elke christen het licht op groen moeten springen in plaats van op rood. Maakt de angst om ‘veel te moeten’ Verboom niet onevenwichtig in zijn benadering van de heiliging?
Spiegel
Dr. W. Verboom heeft in zijn artikelen iets willen zeggen over de theologische uitgangspunten van Heartcry. De accenten die hij daarbij heeft gelegd verraden echter meer van zijn eigen positie als gereformeerde bondstheoloog. Dat is natuurlijk zijn goed recht, maar ik denk dat de kerk meer gebaat is bij een eerlijke dialoog met Heartcry. Houdt deze opwekkingsbeweging niet een spiegel voor aan de Nederlandse kerken; van Oud gereformeerd, PKN tot de evangelische beweging? Een spiegel die – hoe onvolmaakt in zichzelf ook – onze christelijke lauwheid aan de kaak stelt? Wie zich geroepen voelt om zich daartegen te verdedigen, weet zich aangevallen. Je kunt deze profetische bediening theologisch wegredeneren, maar dat levert uiteindelijk alleen maar verlies op. Daarom stel ik een Gamaliëls raad voor (Hd. 5:38-39): laten we eerlijk in de spiegel kijken en met Heartcry op de knieën gaan.
Laurens Heijboer
Papendrecht