Wie is Andrew Murray (1828-1917)?

Wie is Andrew Murray (1828-1917)?

Om de heiligingsleer van Murray te verstaan en hem als theoloog te positioneren, zal ik eerst Murray plaatsen binnen de context van zijn tijd en omstandigheden. Onder andere zal ik iets vertellen over zijn afkomst en studie en de personen die hem hebben beïnvloed. Ten slotte zal ik dit hoofdstuk afsluiten door Murrays blijvende invloed en betekenis weer te geven. De biografische gegevens in deze scriptie zijn hoofdzakelijk ontleend aan de twee bekendste biografieën. Een biografie van de hand van J. du Plessis, getiteld: Het leven van Andrew Murray (1920) en één van L.J. van Valen, getiteld: Geworteld in Zijn liefde (2008).

2.1 Afkomst en opleiding
De bakermat van Andrew Murrays geslacht ligt in Europa. De moeder van Andrew Murray heette Maria Susanna Stegmann en was van Franse Hugenoten afkomstig. Zijn vader Andrew Murray Sr. (1796-1866) kwam uit Schotland. Andrews vader was in 1822 naar Zuid-Afrika gekomen om in Graaff Reinet in de Kaapprovincie als eerste Schotse predikant de Nederduits Gereformeerde Kerk van Zuid Afrika te gaan dienen. Tot 1866 werkte hij in deze gemeente. In de pastorie kwamen geregeld zendelingen op bezoek. Deze zendelingen waren gedreven om zielen te winnen voor Christus. Dat raakte het hart van Andrew Murray Sr. Hij worstelde tevens met de dodigheid van zijn gemeente en daarom verlangde hij hartstochtelijk naar een geestelijke opwekking. Elke vrijdagavond besteedde hij aan gebed om herleving. Tevens las hij dan aan zijn vrouw en kinderen getuigenissen voor over opwekkingen. Uit het huwelijk van Andrew Murray Sr. en Maria Stegmann werden zestien kinderen geboren, acht zonen en acht dochters.[1] Vijf kinderen zijn op jonge leeftijd overleden. De kinderen kregen een strenge en godvruchtige opvoeding. Een dochter van Murray Sr. heeft in een boek met herinneringen geschreven dat vader Murray regelmatig ernstige vragen aan zijn kinderen stelde, zoals: 

Lieveling, heb je je hart reeds aan Jezus gegeven? Of op hun verjaardag: Dit is je verjaardag; ben je wedergeboren?[2]

Andrew Murray werd geboren te Graaff Reinet op 9 mei 1828 als tweede zoon in het gezin. Hij overleed op 18 januari 1917 te Wellington in de Kaapprovincie. Van Andrews jeugd is weinig bekend.[3] Andrew trok gezamenlijk op met zijn oudere broer John. Zij waren dikke vrienden. Andrew was een uitbundige en levenslustige jongen, minder bedaard en leergierig dan zijn broer John. Hij was vlug in zijn denken en spreken en begaafd met een stalen geheugen.[4] Voor een gedegen studie konden beide broers echter niet in Zuid-Afrika terecht, omdat het met de kwaliteit van het onderwijs slecht gesteld was.[5] Daarom stuurde vader Murray in juli 1838 zijn zoons John en Andrew naar Schotland.[6] Tijdens hun zevenjarige verblijf in Schotland (1838-1845) waren zij ooggetuigen van een geestelijke opwekking, teweeggebracht door de preken van William Chalmers Burns (1815-1868), een vriend van Robert Murray MacCheyne (1813-1843).[7] Regelmatig correspondeerde hij met John en Andrew. Hij smeekte in deze brieven dat beide broers hun hart aan Christus zouden overgeven.[8] William Burns heeft veel geestelijke invloed uitgeoefend op Andrew. Zijn plechtige voorkomen en krachtige prediking brachten Andrew in een eerste persoonlijke crisis met betrekking tot zijn geestelijke leven. Jaren later heeft Murray zelf de grote invloed, die William Burns op hem gehad heeft, in herinnering geroepen. Hij bestempelde Burns als een man die letterlijk door de Heilige Geest geleid werd en van wie hij het rechte begrip van hoe een predikant behoort te zijn, geleerd heeft.[9] Du Plessis is zelfs de mening toegedaan dat Andrew Murray in zijn vurige preekstijl blijk gegeven heeft van de invloed die Burns op zijn jonge gemoed gemaakt heeft.[10]

In 1845 hebben John en Andrew aan het Marischal College hun graad Masters of Arts behaald. Daarna wilden beide broers graag in Nederland theologie gaan studeren. Ze schreven hun vader een brief hierover en hij gaf daarvoor toestemming. Wel waarschuwde Murray Sr. zijn beide zoons met de volgende woorden: 

Er is één gevaar waaraan u de omgang met anderen blootstellen zal, en dat is het gebruik van Schiedammer (alias Jenever) en het roken van tabak of sigaren. Weerstaat toch deze beide afschuwelijke gebruiken.[11]

Van 1845 tot 1848 studeerden John en Andrew aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.[12] In Nederland hebben ze hun tijd niet verspild. Zij werden lid van het opgerichte studentengezelschap Secor Dabar. Dit dispuut stond onder invloed van het Réveil. Secor Dabar was een vereniging tot bevordering van de studie der onderwerpen, welke vereist zijn voor de roeping van het predikambt in de geest van de door hen gevoelde religieuze opwekking, het Réveil.[13] Op de universiteit haalden deze sobere en piëtistische studenten al snel de spot van hun medestudenten op de hals. Het gezelschap werd laatdunkend de ‘Bid-club’ en ‘Chocolade-club’ genoemd.[14] Deze laatste spotnaam kreeg de studentenclub, omdat ze tijdens vergaderingen zichzelf geen studentikoze nabroodjes veroorloofden of wijn en andere sterke drank schonken. Ze dronken alleen chocolademelk en aten brood van een protestantse bakker. De broers ontmoetten binnen het genootschap Secor Dabar en bij andere gelegenheden en samenkomsten daarbuiten belangrijke vertegenwoordigers van het Réveil, zoals Willem Bilderdijk (1756-1831), Isaäc da Costa (1798-1860), Abraham Capadose (1795-1874) en Nicolaas Beets (1814-1903). Ze hadden nauw contact met hen.[15]

Omdat tijdens hun studententijd een blijvende invloed van het Réveil is uitgegaan op de beide Murrays willen we nog enkele opmerkingen hierover maken. In de eerste helft van de negentiende eeuw vonden, ongeveer gelijktijdig in verschillende Europese landen, geestelijke opwekkings-bewegingen plaats, die met de gemeenschappelijke benaming Réveil worden aangeduid. 

Gemeenschappelijk kenmerk was een besliste afkeer van, en reactie tegen het rationalisme van de Verlichting.[16]De nadruk binnen het Réveil lag op de waarachtige beleving van het geloof in de praktijk van het dagelijkse leven. Het Réveil wilde in de eerste plaats een herleving of ontwaking van het geestelijke leven najagen als een reactie op de doodsheid op godsdienstig gebied.[17] Binnen het piëtisme van het Réveil zijn methodistische tendensen te vinden.[18] De sterke nadruk, die John Wesley op de heiligmaking legde, zag je ook in het Réveil. Elisabeth Kluit schrijft hierover: 

Het Réveil wilde de mens hervormen en bekeren. Zij wilden door de bekering ziende worden. Ziende, om te leven als luisterende en gehoorzame kinderen van God, als volgelingen van Jezus Christus, die hun steeds nabij was. Zij zagen op God en Jezus Christus en daardoor op de naasten. Zij wilden in een toegewijd leven, geleid door de Heilige Geest, leven voor Gods aangezicht.[19]

Dit gedachtegoed komt in het werk van Andrew Murray volledig terug. Zijn lidmaatschap van Secor Dabar en zijn nauwe contacten met vertegenwoordigers van het Réveil hebben veel voor Murray betekend.[20] Deze aanraking met het gedachtegoed van het Réveil heeft op Murray meer invloed uitgeoefend dan hij van het Utrechtse theologische onderwijs heeft ondergaan.[21] In de brieven aan zijn ouders laat Andrews broer John weten dat ze over het algemeen positief zijn over de professoren. Ze vonden de docenten wel droog en zonder charisma.[22] Hun colleges waren saai en hun voordracht was ook niet aansprekend. Op de universiteiten overheerste in de meeste gevallen de liberale theologie. De strijd tegen de tijdgeest van kil rationalisme en gezapige orthodoxie zouden John en Andrew later in Zuid-Afrika zelf voortzetten.

Du Plessis wijst op de treffende overeenkomst tussen Secor Dabar en de ‘Holy Club’, die meer dan een eeuw daarvoor samenkwam te Londen.[23] Van deze ‘Holy Club’ maakten de bekende methodistische opwekkingspredikers John en Charles Wesley onderdeel uit. De activiteiten, levensernst en toewijding van studentengezelschap Secor Dabar en hun zendingsliefde zijn vergelijkbaar met de methodistische ‘Holy Club’. De methodistische invloed is later duidelijk waar te nemen in de geschriften van Andrew Murray. Hij was heel goed bekend met de leerstellingen van het Methodisme.[24] Hij heeft in zijn persoonlijke aantekeningen melding gemaakt van het feit dat hij veel van Wesley geleerd heeft. Murray zoekt de oplossing voor de geestelijke toestand binnen de kerk in wat hij noemt ‘een herleving van heiligheid’ en hij verwijst dan naar het Methodisme als voorbeeld van zo’n herleving.[25]

In hun vrije tijd waren beide broers, samen met de leden van de studentenvereniging, verder ijverig in liefdadigheidswerk, zondagsschoolwerk en Evangelieverspreiding. In 1846 kwam uit het midden van Secor Dabar de zendingskring ‘Elthetho’ voort. De aanleiding tot oprichting van deze kring is voor een groot deel te danken aan John en Andrew Murray.[26] Twee keer per maand kwam deze kring samen om te bidden. Er werd dan met elkaar gebeden om de uitstorting van Gods Geest op de wereld. Tevens werden nauwkeurig alle zendingsberichten bijgehouden en samen besproken. 

Ten slotte is het nog vermeldenswaardig dat Murray in zijn Nederlandse periode op zeventienjarige leeftijd een grote verandering onderging, die hijzelf zijn wedergeboorte of bekering noemde. Tijd en plaats kon hij precies aanwijzen. Hij heeft zijn bekering omschreven als een bewuste en algehele overgave aan Christus.[27] Hij schrijft hierover in een brief (14 november 1845) aan zijn ouders: 

Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie. Lange tijd werd ik verontrust door het denkbeeld dat ik een diep gevoel van zonde moest hebben alvorens ik tot bekering komen kon; en ofschoon ik niet kan getuigen dat ik iets heb van dat diepe, bijzondere inzicht in de schuld der zonde, dat velen schijnen te bezitten, zo vertrouw ik nochtans, en op ’t ogenblik gevoel ik alsof ik zeggen kan, ik ben er zeker van dat ik ertoe gebracht ben om mij als zondaar op Christus te werpen.[28]
 

2.2 Andrew Murray als predikant
Bij de terugkeer van John en Andrew werd Andrew de eerste vaste predikant onder de Voortrekkers (de boeren).[29]Zijn standplaats werd Bloemfontein, omdat dit een van de eerste boerenneder-zettingen boven de Oranjerivier was. Deze pionierstaak in een uitgestrekt gebied begon hij op 22 jarige leeftijd en vervulde hij van 1850-1860. Zijn broer John werd bij de terugkeer predikant in Burgersdorp en vanaf 1858 werd hij professor aan de kweekschool te Stellenbosch.[30] Vele tientallen jaren hebben de beide broers de Nederduits Gereformeerde kerk gediend met hun gaven en talenten. Ze bleven beiden intensief met elkaar contact houden door middel van familiedagen en briefwisselingen. Op 2 juli 1856 trad Andrew in het huwelijk met Emma Rutherford, de dochter van een invloedrijke Kaapse koopman.[31] Eind 1859 kreeg hij een beroep van de gemeente Worcester in de Kaapprovincie, dat hij aannam. Murray vond dat er onder invloed van het Rationalisme en het Modernisme veel te oppervlakkig over de zonden en veel te lichtzinnig over de heiliging werd gedacht. Het geestelijke klimaat was vormelijk en uitwendig.[32]Murray verlangde naar een opwekking en herleving en daarom organiseerde hij in zijn gemeente interkerkelijke conferenties, die deze thematiek onder de aandacht bracht. 

Tijdens een conferentie over ‘Zending en Opwekking’ (1860) kwam de geestelijke opwekking, waar diverse gemeenteleden binnen de Nederduits Gereformeerde Kerk van Worcester en omgeving al tientallen jaren om hadden gebeden. Er kwam een geestelijk ontwaken onder de kerkgangers in de wijde omgeving. De ‘biduren’ (bidstonden) in verschillende gemeenten werden drukker bezocht en nieuwe gebedskringen werden op veel plaatsen opgestart.[33] Murray speelde een leidende rol tijdens deze opwekking. Op verzoek van het bestuur van het Zuid-Afrikaans Evangelisch Verbond gaf professor Hofmeyer op 26 oktober 1860 een verslag van deze opwekking.[34] Hij was gematigd optimistisch in zijn beoordeling van de opwekking en zag de beweging grotendeels als een werk van de Heilige Geest. Hij had wel wat vraagtekens bij gebedskringen, die soms erg emotioneel waren.[35] Andrew Murray keek ook zelf hier aanvankelijk negatief tegen aan, maar zag ook dat velen in deze tijd tot geloof en bekering en tot geestelijke verdieping en vernieuwing kwamen. Ten dienste van hen, die door de opwekking gezegend waren, schreef hij het boekje Blijf in Jezus (1864).[36]

Murrays leiding, invloed en betekenis met betrekking tot het fenomeen ‘geestelijke opwekking’ was geenszins beperkt tot Zuid-Afrika. Door zijn veelvuldige publicaties in verschillende talen en door het bijwonen en optreden bij talrijke herlevingconferenties heeft hij vanaf 1860 wereldwijd steeds meer bekendheid gekregen.[37] Deze wereldwijde bekendheid is ook gekomen door de contacten die zijn ontstaan tussen Murray en één van de bekendste opwekkingspredikers Dwight Lyman Moody (1837-1899) uit de Verenigde Staten. Moody was een tijdgenoot van Murray en één van de leidersfiguren van de zogenaamde Holiness movement.[38] Een wisselwerking tussen beide mannen ontstond. Deze wederzijdse contacten hebben een beduidende invloed van Moody in de Nederduits Gereformeerde Kerk van Zuid-Afrika tot gevolg gehad.[39] In Engeland heeft de Holiness movement de Keswick- conferenties georganiseerd, waarvan de eerste juni 1875 in Brighton heeft plaatsgevonden.[40] Andrew Murray werd ook één van de leidende figuren bij Keswick. De organisatoren van de Keswick- conferenties wilde verdiepend onderwijs geven aan gelovigen door middel van een heldere en duidelijke Bijbelse boodschap. In de beginperiode van de Keswick-beweging hadden de samenkomsten het karakter om onderwijs te geven vanuit de zondigheid van de zonde, de nederlagen van de gelovige, de krachteloosheid van het leven en het gebrek aan vrijmoedige getuigenis. Als antwoord op deze geestelijke problemen werd sterk de noodzaak van de vervulling door de Heilige Geest beklemtoond. De theologische accenten bij elkaar gevoegd zouden later bekend worden als de ‘leer van het overwinningsleven’. Murray was ten volle overtuigd dat wat daar geleerd werd geheel in overeenstemming met de Schrift was. De Gereformeerde leer, zoals verwoord in de belijdenisgeschriften, was voor Murray niet doorslaggevend.[41] Hij had een verdraagzame houding, zodat samenwerking met de Holiness movement en Keswick-conferenties geen enkel probleem voor hem was.[42]

In 1862 werd Andrew Murray op vierendertigjarige leeftijd gekozen tot voorzitter van de synode van de Nederduits Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika. In 1864 nam Murray een beroep naar Kaapstad aan. Tijdens deze ambtsbediening in de hoofdstad werd hij verwikkeld in een theologische strijd tegen de vrijzinnigheid over de menselijke vrije wil. In zijn Kaapstadse periode hield hij lezingen over Het Moderne Ongeloof (1868).[43] In 1871 vetrok Murray, tot veler verbazing, naar Wellington, een dorp gelegen in de Wagenmakersvallei in de Kaapkolonie.[44] De plattelandsgemeente telde slechts vierduizend inwoners. De gemeente bestond voor een groot deel uit afstammelingen van Franse Hugenoten, meestal wijnboeren. De gemeenteleden stonden bekend als een godvrezend volk, dat trouw de kerkdiensten bezocht.[45] Uit het drukke leven in de stad vertrok hij dus naar het stille plattelandsleven.[46] Hier ging hij aandacht geven aan het opleiden van jongens en meisjes. Kweek- en zondagsscholen werden opgericht en ouders werden opgeroepen om hun kinderen te inspireren voor zendingswerk. In 1873 stichtte hij een seminarie tot opleiding van meisjes voor geestelijk vormingswerk. In 1877 kwam er een opleidingsinstituut voor jongens. Binnen dit instituut konden jongens worden opgeleid tot zendeling of onderwijzer. Bij alle activiteiten had Murray altijd het volgende voor ogen: het bevorderen van het geestelijke leven en het leven van de heiligmaking in de praktijk van elke dag. Ter bevordering van het geestelijke leven ging Murray in Wellington ook jaarlijks herlevingsconferenties organiseren, die later bekend zouden worden als de ‘South African Keswick’ conferenties, omdat ze qua opzet leken op de Keswick-conferenties in Engeland. In 1884 vond er ook in Wellington een opwekking plaats.

Door een keelaandoening raakte Andrew Murray eind 1879 voor twee jaar zijn stem kwijt. Hij moest niet alleen zijn keel laten behandelen, maar ook veel wandelen en zich verder rustig houden. Hij bracht het grootste gedeelte van de dag in eenzaamheid door, of in de tuin of op zijn kamer.[47] Tijdens deze periode ging Murray zich verdiepen in de kracht van het gebed in relatie tot gebedsgenezing.[48] In eigen land zag Murray geen mogelijkheden voor verdere genezing van zijn keel. In mei 1882 geeft de kerkenraad van Wellington hem het advies om voor een tijd naar Europa te gaan om daar tot rust te komen. Andrew vertrok vervolgens, samen met zijn vrouw naar Engeland. Via de jaarlijkse conferentie in Mildmay komt Murray terecht in huize Bethsan: een instituut voor geloofsgenezing in Londen. Hier werd hij in juni 1882 genezen; en zijn stem kwam weer terug. 

Er gebeurde echter meer. Murray bezocht kort na deze genezing de jaarlijkse Keswick-conferentie, die sterk gefocust was op heiliging, algehele overgave en toewijding aan de Heere.[49] Tijdens deze conferentie heeft hij een geestelijke ervaring, die grote gevolgen heeft voor zijn verdere bediening. Murray getuigt dat hij tijdens deze conferentie in de zomer van 1882 een ‘wonderlijke reiniging’ en een ‘wonderlijke vervulling’ en een ‘wonderlijke bewaring’ had ontvangen. Hij schrijft over deze ervaring in The life of faith van de Keswick Conventions: 

Ik zag dit alles, dat Jezus reinigt, Jezus vervult, Jezus bewaart. Ik had een jaar daarvoor gezien wat voor wonderlijke dingen Gods Woord zegt van de kracht van het bloed van Christus. (…) Zeker dat bloed dat de ziel kon wassen, is een kracht die maar weinig bekend is. Ik geloofde en ontving Jezus als mijn Reiniger. (…) En ik zag dat de vervulling niet anders dan op de reiniging gevolgd kan worden. Het vat dat Hij gereinigd heeft, zal Hij niet ledig laten; de tempel die Hij gereinigd heeft, zal Hij met Zijn heerlijkheid vervullen.[50]

Het gevolg van deze geestelijke ervaring was groot; sinds het najaar van 1882 verschijnen er jaarlijks meerdere boeken van zijn hand, die gaan over heiliging, geestelijke groei en gebed.

In 1905 stierf zijn vrouw en een jaar later aanvaardde Murray, na bijna 60 dienstjaren, zijn emeritaat. Hierna ging hij zich toeleggen op meditatie en gebed en de publicatie van nog meer boeken en traktaten. De laatste levensjaren was hij geheel doof. Op 18 januari 1917 ontsliep hij op achtentachtigjarige leeftijd.[51] Hij werd begraven op het kerkhof vlakbij de Nederduits Gereformeerde Kerk te Wellington. Zijn laatste woorden richtte hij tot zijn dochter Annie: 

Heb geloof in God, mijn kind. Twijfel niet aan Hem. God is waard dat je Hem vertrouwt. 

Tijdens zijn studententijd en predikantschap heeft Andrew Murray veel gelezen. Hij had een brede interesse in het lezen van boeken.[52] Hij las bijvoorbeeld regelmatig zendingsbiografieën uit de negentiende-eeuwse zending. Zo bestudeerde hij de levens van William Williams (1717-1791), David Brainerd (1718-1747), William Chalmers Burns (1815-1868), Andrew Bonar (1810-1892), George Müller (1805-1898), Dwight Lyman Moody (1837-1899) en Hudson Taylor (1832-1905).[53] Murray had ook interesse in opvoedkundige werken. Verder treffen wij bij Murray een levendige belangstelling aan voor de bekende zendingsman Nikolaus Ludwig graaf von Zinzendorf (1700-1760) en de Moravische Broeders.[54]

Vooral moet in het kader van de onderzoeksvraag genoemd worden, dat Murray zich intensief verdiept heeft in de werken van een aantal mystieke schrijvers.[55] Hij voelde zich ontegenzeggelijk bij hen thuis. Het is daarom niet vreemd dat andere auteurs concluderen dat Andrew Murray een mysticus is geweest.[56] Het huis waar hij zijn laatste levensjaren doorbracht werd door hem veelzeggend ‘Clairvaux’ genoemd, met een toespeling op een van zijn geliefde auteurs uit de Middeleeuwen, Bernard van Clairvaux. Een schrijver die een grote invloed op hem uitoefende was William Law (1686-1761).[57] Murray heeft zelfs een boek uitgegeven dat geheel bestaat uit uittreksels van William Law.[58] De invloed van Law is te merken in diverse boekjes van Murray. Bijvoorbeeld op de wijze waarop de vereniging met Christus bij hem functioneert.[59] Verder zien we dat William Laws pleidooi voor een warmer en bevindelijker geestelijk leven door Murray wordt overgenomen. Law was van mening dat veel kerkmensen op een veel te koude en lauwe wijze christen waren. 

2.3 Het theologisch - geestelijke klimaat
De boodschap van Andrew Murray moeten we plaatsen in de context van zijn tijd. Daarom moeten we ons afvragen binnen welk theologisch – geestelijk klimaat Murray zijn werk heeft gedaan. Volgens Murray was de kerk in verval. De kerkmensen leefden geestelijk ‘onder de maat’. Zijn zorgen en nood heeft hij duidelijk beschreven in een voorwoord op zijn boek De Geest van Christus (1888). We willen hem zelf aan het woord laten: 

De gelovigen uit de oude tijd ontmoetten God, kenden Hem en wandelden met Hem. Zij waren zich er zeer sterk van bewust dat ze contact hadden met God in de hemel, en door het geloof bezaten zij de zekerheid dat hun leven Hem welgevallig was. (…) Dat er slechts weinig christenen zijn voor wie dit wandelen met God een levende werkelijkheid is, zal niemand ontkennen. Ook valt niet te betwisten wat de oorzaak van dit gebrek is. In onze prediking en in onze handel en wandel neemt Hij niet de belangrijkste plaats in. (…) Sommigen beseffen dat hun eigen leven niet is, wat het zou moeten en kunnen zijn. (…) Zij zijn niet in aanraking geweest met opwekkingen en bijeenkomsten; het onderricht dat zij krijgen is niet bijzonder nuttig met betrekking tot hun algehele heiliging, en hun omgeving werkt niet gunstig op de groei van hun geestelijk leven.[60]

Deze analyse en hartenkreet moet geplaatst worden tegen de achtergrond van de liberale ontwikkelingen binnen de kerk in Zuid-Afrika. Door de opkomst van de liberale theologie in de achttiende eeuw ontstonden er in Zuid Afrika steeds meer twee stromingen, een rationele en een bevindelijke.[61] Te midden van dit geestelijke en kerkelijke klimaat ontstond er een verlangen naar opwekking en herleving binnen de kerk. Deze ontwikkeling was wereldwijd op te merken. Er stonden in verschillende landen mannen op, die verlangden naar een geestelijke herleving en een warmer persoonlijk godsdienstig leven. 

We denken dan aan het piëtisme te Duitsland (Spener en Francke) en het methodisme te Engeland (Wesley en Whitefield) en het revivalisme te Amerika (Edwards). In West- en Midden Europa is aan het eind van de 18e eeuw en aan het begin van de 19e eeuw een geestelijke opwekking ontstaan, het al eerder genoemde Réveil. Deze opwekkingen hebben zich voltrokken als reactie op het deïstisch rationalisme en als verzet tegen een al te star dogmatisch confessionalisme.[62]

Zoals al is aangegeven zag Murray reikhalzend uit naar verdieping en vernieuwing van het geestelijke leven in de kerken van zijn tijd. Hij zocht naar antwoorden op zijn vragen met betrekking tot het verval van de kerk. Zijn antwoord had een ander accent dan de eerder genoemde bewegingen met hun leiders. Aan theologie en rechtzinnigheid was volgens hem geen gebrek, maar het ontbrak volgens hem de gelovigen aan ‘kracht uit de hoge’ en de ‘zalving van Gods Geest’. Er was een groot gemis aan innerlijke geestelijke kracht. Murray was bang dat de predikanten van de Nederduits Gereformeerde Kerk, de kerkenraden en de hoogleraren in de theologie niet ten volle doordrongen waren van de verheven ereplaats die de Heilige Geest behoort te hebben in de Gemeente.[63] De machtige werkingen van Gods Geest zouden meer openbaar worden, wanneer dit zou veranderen. Hij verlangde er naar dat de gelovigen persoonlijk meer leerden verstaan van de inwoning van de Heilige Geest. Het was Murrays overtuiging dat de Reformatie in de zestiende eeuw niet ver genoeg gegaan is in de uiteenzetting van de leer over de Heilige Geest.[64]

De gelovigen weten nog wel dat Christus voor hen plaatsvervangend gestorven is, maar weten niet dat Christus Zijn troon bestegen heeft om in Zijn discipelen door de kracht van de Heilige Geest het opstandingsleven of overwinningsleven uit te werken. Door het ontbreken van het overwinningsleven leven tienduizenden gelovigen een eindeloos leven van vallen en opstaan.[65] Dit is volgens hem de oorzaak van het verval van de kerk. 

Moge God onder onze theologen er velen doen opstaan die hun leven eraan wijden om Gods Heilige Geest tot volle erkenning te doen komen in het leven van de gelovigen, in de dienst van het Woord met mond en pen, en in al het werk dat in Zijn Gemeente wordt verricht.[66]

2.4 Murrays invloed en betekenis
Andrew Murray is in zijn eigen land een sleutelfiguur geweest in de geschiedenis van de heiligingsbeweging.[67] Ook internationaal was en is zijn invloed aanzienlijk. Hij heeft veel arbeid verricht, waaronder veel gesproken en zeer veel boeken geschreven. Om diverse redenen heeft hij dus grote betekenis gehad en gekregen. 

In de eerste plaats heeft Murray grote betekenis gekregen als predikant en kerkelijk leider.[68] Murray was een toegewijd predikant, een echte herder en leraar. Tussen zijn eerste preek op vaderlandse bodem over 1 Korinthe 1:23 ‘Wij prediken Christus de gekruisigde’ in de Grote Kerk te Kaapstad (1848) en zijn laatste preek of toespraak enkele jaren voor zijn sterven heeft hij duizenden malen het goddelijke Woord bediend! Op één van deze rondreizen in Zuid-Afrika preekte hij in twaalf dagen zelfs achtentwintig keer.[69] Murray was echter niet alleen een leraar, maar ook een echte herder. Hij besteedde veel tijd aan zielzorg en persoonlijke gesprekken. Zo kregen de nieuwe lidmaten met hun predikant een diepgaand gesprek van vier tot vijf uur, waarin hij helderheid wilde krijgen over hun motieven om geloofsbelijdenis te doen. Ook moet de betekenis van Murray als kerkelijk leider niet worden uitgevlakt. Vanaf zijn 34e levensjaar is hij maar liefst veertig jaar voorzitter van de synode van de Nederduits Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika geweest.[70] Hij bezat natuurlijk leiderschap, gecombineerd met een krachtig geheugen en gloedvol initiatief. Door zijn irenisch optreden is er veel tweedracht en onderlinge twist voorkomen.

In de tweede plaats heeft Murray grote invloed uitgeoefend op de opvoeding in Zuid-Afrika.[71] Murray had zelf tien kinderen en daarbij ook nog ‘geadopteerde’ kinderen. Hij benadrukte vaak dat ook jonge kinderen Jezus al nodig hebben. Niet voor niets is daarom zijn eerste boek getiteld: Jezus de Kindervriend (1858). Hij hield bij de Heilige Doop indringende dooptoespraken voor de ouders. 

Hij gaf in zijn boeken over de opvoeding ook veelvuldig aandacht aan de kinderdoop. Op vijfendertig jarige leeftijd schreef hij het boekje Wat zal toch dit Kindeke wezen? (1863) Over het ontstaan van dit boekje en het belang van de doop schreef hij het volgende:

In sommige gemeenten van onze Nederduitse Gereformeerde Kerk bestond de gewoonte om de ouders te ontmoeten, wanneer zij de doop van hun kinderen begeerden, om dan de betekenis van de instelling van de doop aan hen duidelijk te maken. (…) Tijdens deze gesprekken ben ik diep onder de indruk gekomen van de onkunde wat betreft het doel van de instelling van de doop en van het feit in welke omvang de doop tot een louter godsdienstige handeling is geworden. (…) Met veel verdriet begon ik te beseffen van hoe weinig waarde de doop van de kinderen kan zijn, wanneer de ouders zich Gods belofte niet toe-eigenen en hun ouderlijke plichten niet trouw vervullen.

 

In dit en andere boekjes over opvoeding benadrukt hij de geweldig belangrijke taak van ‘biddende’ ouders in de geestelijke opvoeding van de kinderen. Tevens stichtte Andrew Murray diverse scholen en allerlei liefdadigheidsinstellingen voor jonge mensen. 

Ten derde kan zijn betekenis als zendingsman niet onder stoelen of banken gestoken worden.[73] Murray had een passie voor zending en evangelisatie. Tientallen jongeren heeft hij gemotiveerd de zending in te gaan. Hij richtte verschillende zendingsorganisaties op en gaf hier leiding aan. Hij schreef boeken over de altijd blijvende zendingsopdracht. Heel bekend is zijn boekje De sleutel tot het zendingsvraagstuk (1901). Volgens Murray is het geheim van alle zending en evangelisatie het gebed: 

Bidden is het leven van de zending. Voortdurend en gelovig bidden is het geheim van de leven gevende kracht en de vruchtbaarheid van het zendingswerk. De God van de zending is de God van het gebed.

Ten vierde heeft Andrew Murray als opwekkingsprediker en conferentieleider veel invloed uitge-oefend.[74] Murray heeft zelf diverse keren een opwekking meegemaakt in zijn eigen gemeenten. Hij wist uit eigen ervaring wat geestelijke opwekking en herleving inhield. Hij was ervan overtuigd dat zijn gemeente, kerkverband en eigen land hetzelfde nodig had. Hij benadrukte in woord en geschrift dat geestelijke opwekking nauw verbonden is met verdieping en vernieuwing van het persoonlijk geestelijk leven. Hij stond open voor opwekking. Hij verlangde naar opwekking. Hij bad om opwekking. Hij sprak regelmatig over deze onderwerpen in binnenland en buitenland. Van 1879 tot 1904 maakte Andrew Murray veel evangelisatiereizen door geheel Zuid-Afrika. In het buitenland sprak hij o.a. in Amerika, Engeland (Keswick), Nederland en Zwitserland. Hij sprak dan vooral over allerlei thema’s rondom opwekking en heiligmaking, zoals: het gekruisigde leven, algehele overgave, het overwinningsleven, de inwoning van de Heilige Geest, de vervulling met de Heilige Geest, blijven in Christus en het volheidsleven in Christus. 

Ten slotte is Andrew Murray van grote betekenis geworden als schrijver.[75] Een aantal titels heb ik in dit hoofdstuk al genoemd. Murrays schrijven hield nauw verband met zijn pastoraal werk en had de doelstelling praktische hulp te verlenen aan zijn gemeenteleden. Murray liet circa 240 geschriften na, waarvan vele geschriften in zo’n vijftien talen werden uitgegeven.[76] De bekendste publicaties zijn voornamelijk te verkrijgen in het Afrikaans en het Nederlands, maar ook in het Engels en het Duits.[77] Zijn schrijftrant is zwak; er zijn nog wel eens stijlfouten op te merken. Ook vandaag worden zijn werken herdrukt en gelezen. Du Plessis schrijft: 

Het is geheel onmogelijk de zegen te beschrijven, welke de tienduizenden, en zelfs de honderdduizenden, die Ds. Murrays boeken gekocht, en vermoedelijk ook gelezen hebben, uit het lezen daarvan ondervonden hebben.[78]

 

Download hier de PDF over Murray

 


 

[1] L.J. van Valen, Geworteld in Zijn liefde; leven en werk van Andrew Murray, (Utrecht: Uitgeverij De Banier B.V., 2008), 26. 
[2] J. du Plessis, Het leven van Andrew Murray, (Kaapstad: De Zuid-Afrikaanse Bijbelvereniging, 1920), 32. 
[3] Du Plessis, Andrew Murray, 32. 
[4] Du Plessis, Andrew Murray, 37.
[5] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 38. 
[6] Andrew was tien jaar oud en zijn broer John twee jaar ouder.
[7] Van 27 maart 1839 tot en met 23 november 1839 is MacCheyne in Palestina geweest. In deze periode was William Burns zijn plaatsvervanger. Zie voor deze periode: L.J. van Valen, Gedreven door Zijn liefde; het leven van Robert Murray MacCheyne, (Houten: Uitgeverij Den Hertog, 1993), 230-247.
[8] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 45.
[9] Du Plessis, Andrew Murray, 47.
[10] C.F.C. Coetzee, Die werk van die Heilige Gees in die teologiese denke van Andrew Murray, (Potchefstroom: Potchefstroomse Universiteit vir CHO, 1986), 14. 
[11] Du Plessis, Andrew Murray, 47.
[12] Du Plessis, Andrew Murray, 60. De opmerking ‘alias Jenever’ staat letterlijk in de brief en is van Murray Sr. 
[13] Het is interessant om te zien hoe er allerlei contacten waren tussen Zuid-Afrikaanse studenten en de Universiteit te Utrecht. Zie: http://igitur-archive.library.uu.nl/sg/2008-0508-201643/VanRinsum-Sol.pdf - Laatst geraadpleegd: 24-5-2012.
[14] M.E. Kluit, Het Protestantse Réveil in Nederland en daarbuiten (1815-1865), (Amsterdam: Uitgeverij H.J. Paris, 1970), 461.
[15] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 54. Kluit, Protestantse Réveil, 461. 
[16] Coetzee, Werk van die Heilige Gees, 27.
[17] A.J. Rasker, De Nederlands Hervormde Kerk vanaf 1795; haar geschiedenis en theologie in de negentiende en twingste eeuw, (Kampen: J.H. Kok, 1974), 71.
[18] Coetzee, Werk van die Heilige Gees, 25.
[19] Kluit, Protestantse Réveil , 242.
[20] Kluit, Protestantse Réveil, 242.
[21] Van Valen vermeldt dat John en Andrew bij aankomst in Nederland al snel een bezoek brachten aan dr. A. Capadose, die hen informatie verstrekte over de studie in het land. Hij verwees hen door naar Da Costa, die in Amsterdam woonde. Da Costa had veel contacten met de universiteiten en introduceerde beide broers bij enkele professoren in Utrecht. Ook hielp Da Costa hen aan woonruimte in de stad Utrecht, vlak bij het Academiegebouw bij de Domtoren. Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 52-53.
[22] J.W. Maris, Andrew Murray, profiel van zijn opwekkingstheologie, (Apeldoorn: Willem de Zwijgerstichting, 1995), 8.
[23] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 65.
[24] Du Plessis, Andrew Murray, 66-67.
[25] Coetzee, Werk van die Heilige Gees, 24.
[26] Andrew Murray, De geestelijke toestand der kerk, (Kaapstad: Hollandsch-Afrikaansche Uitg. Mij, 1915), 68.
[27] Kluit, Protestantse Réveil, 461. ‘Eltheto gaf een tijdschrift uit getiteld: Berigten aangaande de uitbreiding van Gods Koninkrijk op aarde. De aanleiding tot dit alles mag ongetwijfeld mede gezocht worden in het bezoek van twee jonge Schotten: John en Andrew Murray.’
[28] Du Plessis, Andrew Murray, 69. 
[29] Du Plessis, Andrew Murray, 70.
[30] ‘De Voortrekkers waren blanke Zuid-Afrikaanse boeren, die tussen 1830 en 1850 emigreerden uit de door de Britten geannexeerde Kaapkolonie naar het gebied rond de Oranjerivier, in de zogenaamde Grote Trek.’ Bron: Wikipedia.
[31] Wanneer Van Valen Andrew Murray vergelijkt met zijn broer John Murray (1826-1882), dan schrijft hij: ‘Deze [John Murray, AB] baseerde zijn theologie meer op de gereformeerde traditie dan Andrew deed. Hoewel ook John een ‘calvinistiche piëtist was, hield hij de gereformeerde dogmatiek meer in waarde dan zijn broer, al bleef ook hij een gematigd calvinist als het ging over de dubbele predestinatie.’ Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 376. 
[32] Uit hun huwelijk werden tien kinderen geboren.
[33] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 126.
[34] Du Plessis, Andrew Murray, 204.
[35] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 134.
[36] Coetzee spreekt in zijn dissertatie over ‘grootskaalse wanordelikheid’. Coetzee, Werk van die Heilige Gees, 15. Du Plessis spreekt wel over hevige emoties en gebeden, maar niet over wanorde. Du Plessis, Andrew Murray, 205-206.
[37] B.J.K. Anderssen, ’n Kritiese ontleding van die soteriologische teologie van Andrew Murray, (Stellenbosch: Universiteit van Stellenbosch, 1979), 3.
[38] Van 1858 tot en met 1883 heeft Andrew Murray 12 boeken in het Nederlands geschreven. Vanaf 1882 schreef hij ook in het Zuid-Afrikaans en het Engels. Vanaf 1884 krijgt hij de pen van een vaardige schrijver, want dan verschijnen er jaarlijks meerdere boeken van zijn hand. Voor een overzicht van al zijn gepubliceerde boeken: Du Plessis, Andrew Murray, 533-537.
[39] Coetzee, Werk van die Heilige Gees, 17. Deze beweging ontstond in 1870. Zie ook: Ds. D.G. Molenaar, De doop met de Heilige Geest(Kampen: J.H. Kok N.V., 1963), 234.
[40] Maris, Profiel van zijn opwekkingstheologie, 10.
[41] De grondleggers van de Holiness movement en de Keswick conferenties waren de Amerikaanse presbyterianen Robert Pearsall Smith (1827-1899) en zijn echtgenote Hannah Whitall Smith (1832-1911) en de Engelse anglicanen Evan Hopkins (1837-1918) en H.C.G. Moule (1841-1920). Deze initiatiefnemers organiseerden jaarlijks bijeenkomsten te Keswick in het Merendistrict van Engeland. De Keswick Coventie werd opgericht met het verlangen naar geestelijke verdieping onder de gelovigen. Na verloop van tijd werden er vaak dezelfde accenten gebracht tijdens de woordverkondiging op de conferenties. Daarom werd er later wel gesproken over “de leer van Keswick”. Zie: J.I. Packer, Wandelen door de Geest, (Novapress, 1984), 140.
[42] Tussen de Keswick leerstellingen en de gereformeerde belijdenisgeschriften was er een spanningsveld. Het ging dan voornamelijk over de vraag of de gelovigen alleen zondigen bij bewuste (daadwerkelijke) zonden en of de gelovigen daadwerkelijk volkomen bevrijd kunnen worden van de macht van de zonde. Ook was de kijk op het nieuwe leven in heiliging veel optimistischer dan de gereformeerde theologie. 
[43] Coetzee, Werk van die Heilige Gees, 19.
[44] Du Plessis, Andrew Murray, 255.
[45] Du Plessis, Andrew Murray, 271-295.
[46] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 178.
[47] Van Valen vermeldt dat hij in Kaapstad geen eigen kerkgebouw heeft gehad en dat hij onvoldoende persoonlijke invloed kon uitoefenen op zijn kerkgangers. Murray verwoordt in een brief aan zijn broer dat het ‘gevoel van verstrooidheid en ondoeltreffendheid’ in zijn arbeid steeds sterker werd. Hij zag in Wellington daarentegen een gemeente die hij ‘systematisch kon bearbeiden’. Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 175-176.
[48] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 227.
[49] Du Plessis, Andrew Murray, 339-364.
[50] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 234.
[51] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 234.
[52] Du Plessis, Andrew Murray, 519.
[53] Zijn bibliotheek bevatte een groot aantal werken van William Law, en geschriften van en over mystieke schrijvers als Bernard van Clairvaux, Thomas a Kempis, Tauler, Van Ruysbroeck, Tersteegen, Jacob Böhme, Madame Guyon en George Fox. Schrijvers die ook wel door Murray geciteerd worden zijn o.a. Saphir, Goodwin, Godet, Alford, Bowen, Smeaton, Steinhofer, Beck, Stockmaier, Witsius en Marshall. 
[54] Du Plessis, Andrew Murray, 489.
[55] Du Plessis, Andrew Murray, 491.
[56] Maris, Profiel van zijn opwekkingstheologie, 11.
[57] Coetzee, Werk van die Heilige Gees, 28.
[58] Du Plessis, Andrew Murray, 460.
[59] Maris, Profiel van zijn opwekkingstheologie, 12.
[60] Zie over Murrays omgang met mystieken: Du Plesis, Andrew Murray, 460-470 en Maris, Profiel van zijn opwekkingstheologie, 11-14. 
[61] Andrew Murray, De Geest van Christus: Gedachten over de inwoning van de Heilige Geest in de gelovige en in de Kerk, (Den Haag: Gazon Uitgeverij, z.j.), 5-6.
[62] Van Valen, Geworteld in Zijn liefde, 357. Coetzee is erg ongenunaceerd over de 18e eeuw als hij schrijft: ‘Die agtiende eeu was in die kerkgekiedenis hoofsaaklik ’n eeu van doodsheid en koudheid (Van der Vyver, 1958, p.188). Praamsma (1950, p.10) beklemtoon die “traagheid en slapheid, de halfheid en geloofsinzinking”. Zie: Coetzee, Werk van die Heilige Gees, 19.
[63] K. Exalto, Kerkgeschiedenis, (’s-Gravenhage: Boekencentrum, 1989), 154.
[64] Murray, De Geest van Christus, 7-8.
[65] Coetzee, Werk van die Heilige Gees, 32.
[66] Murray, De Geest van Christus, 6.
[67] Murray, De Geest van Christus, 9.
[68] J.W. Maris, Geloof en ervaring, van Wesley tot de Pinksterbeweging, (Leiden: J.J. Groen en Zoon, 1992), 111.
[69] Du Plessis, Andrew Murray, 365-384. A.J.D. Bester geeft in zijn recente proefschrift aandacht aan de rol van Andrew Murray in de kerken van Zuid-Afrika. Zie: A.J.D. Bester, Verantoordelike vernuwing in die Evangelies-Gereformeerde Kerk van Suid Afrika, (Bloemfontein: Universiteit van die Vrystaat, 2011), 59-64.
[70] Andrew Murray, Wees mij genadig, (Leiden: J.J. Groen en Zoon, 1993), 12.
[71]Anderssen, Kritiese ontleding, 3.
[72] Du Plessis, Andrew Murray, 405-424.
[73] Andrew Murray, Voor u en uw kinderen, (Heerenveen: Uitgeverij J.J. Groen en Zoon, 1999), 7.
[74] Du Plessis, Andrew Murray, 385-404. Murray onderhield wereldwijd allerlei contacten, waaronder het Leger des heils. Hij was positief gestemd over dit werk van William Booth. Murray bezocht in oktober 1882 samen met P. Huet het Londense hoofdkwartier. Zie: C. van der Laan, De spade regen: geboorte en groei van de Pinksterbeweging in Nederland 1907-1930 (Kampen, Uitgeversmaatschappij J.H. Kok-Kampen, 1989), 25.
[75] Du Plessis, Andrew Murray, 446-470.
[76] Du Plessis, Andrew Murray, 471-493.
[77] Leona Choy, Andrew Murray: beelddraer van ewige liefde (Silverton, Dieper Lewe Uitgewers, 1979), 17. De geschriften van Murray zijn in Nederland niet vaak gedrukt bij exclusief reformatorische uitgevers. Veel titels zijn uitgegeven bij Johan Maasbach wereldzending en tegenwoordig bij Stichting Heart Cry.
[78] ‘De invloed van de heiligingsbeweging was sterk in Duitsland, waar het in combinatie met elementen van het piëtisme aanleiding gaf tot het ontstaan van de “Gemeinschaftsbewegung”, die hoofdzakelijk binnen de landskerk opereerde. Boeken van Finney, Mahan en Torrey en de Zuid-Afrikaan Andrew Murray werden in het Nederlands en Duits vertaald. In Nederland was de invloed meer beperkt tot de vrije evangelisaties en kleinere kerkgenootschappen.’ In: Van der Laan, De spade regen, 38.
[79] Du Plessis, Andrew Murray, 483.

 

 

264